Categoriearchief: studie

Vrees niet!

Ben je weleens bang voor God?

En vind je dat goed, of vind je dat dat niet zo hoort? Oftewel: ben je bang dat je niet bang voor God mag zijn?

We zijn gewend te zeggen dat we in God geloven omdat we Hem liefhebben. Anders is het immers niet goed? Zie bijvoorbeeld 1 Johannes 4:18. En we hebben in onze taal het gezegde “Angst is een slechte raadgever.”.

Als je niet uit liefde handelt, helpt het niks, en heb je er niks aan, hoeveel goeds je ook doet: zie 1 Korintiërs 13.

En toch denk ik dat de Bijbel niet zo negatief is over angst. Maar het is zo gemakkelijk om ‘op de loop te gaan’ met de hierboven genoemde teksten.

Ik zal een voorbeeld geven (van ‘op de loop gaan’ met een tekst). Denk maar eens aan Lucas 6:31, waar staat: “Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen.“. Ik kan me wel iets voorstellen dat ik graag zou willen, en dat iemand anders ook graag zou willen. Als we dat dan voor elkaar doen, uit liefde, is het toch goed? O ja? Is dit de enige regel die Jezus gegeven heeft? En wanneer, zei Jezus, zouden zijn leerlingen zijn vrienden zijn? Zie bijvoorbeeld Johannes 15:14. En Jezus heeft echt wel meer geboden gegeven dan aleen Lucas 6:31. Het is erg belangrijk dat we goed weten wat we moeten doen; dat staat zelfs in het zogenaamde zendingsbevel (Matteüs 28:19-20): we moeten ons houden aan alles wat Jezus Zijn leerlingen opgedragen heeft. Bijbelstudie is dus van groot belang, als je Jezus liefhebt. Nog enkele teksten die de koppeling tussen Jezus liefhebben en het je houden aan Zijn geboden onderstrepen: Johannes 14:15, 21, 23-24, 15:10, allemaal heel dicht bij elkaar… En nu kun je natuurlijk ‘op de loop gaan’ met bijvoorbeeld Johannes 15:12, maar in dat geval denk ik dat ik het stof maar van mijn voeten moet schudden – vergelijk Handelingen 13:51. En denk niet licht over een terechte terechtwijzing! Zie Spreuken 29:1.

Nog een voorbeeld. We zondigen allemaal, nietwaar? En we weten heel goed dat dat vóór we overgaan naar het nieuwe leven niet overgaat… Triest, maar waar. Toch? Nou, lees dan eens wat Johannes schrijft in zijn eerste brief, hoofdstuk 3, de verzen 7 t/m 10. Jammer voor ons, we zijn dus niet uit God geboren… Ik denk niet dat je dit op deze manier gelooft. Als je dat wèl doet, als je denkt dat jij niet uit God geboren bent, ga dan eens met je eigen of een andere predikant praten. Als je met niemand hierover kunt praten, en je dat toch graag wilt, mag je het ook met mij proberen.

Terug naar de angst. God doet soms iets om mensen ontzag voor Hem bij te brengen. Zie bijvoorbeeld Exodus 20:20. Ontzag gaat altijd gepaard met tenminste een beetje angst. In ‘oudere’ vertalingen is dat vaak duidelijker, daarin gaat het dan over ‘God vrezen’, maar dat veronderstelt dat je (nog) wel enig gevoel hebt bij het woord ‘vrees’. Veel jongere mensen, die niet opgegroeid zijn met de Statenvertaling of de vertaling NBG 1951, hebben dat niet. Wat is Gods doel met het de Israëlieten inboezemen van ontzag voor Hem, hier in Exodus 20:20, na het uitspreken van de tien geboden? Dat het volk niet meer zondigt. Datzelfde doel zie je ook in Spreuken 16:6. (Mocht je twijfelen of God de tien geboden rechtstreeks aan het volk heeft gegeven, of dat Hij dit door Mozes heeft laten doen, lees dan eens ‘Wat staat er, en wat doe ik ermee’.)

In Psalm 2 gaat het ook over angst, zie vooral de verzen 11 en 12. Angst sluit geluk niet uit, want het lied eindigt met “Gelukkig wie schuilen bij hem.“. In Spreuken 19:23 zie je dat ook, evenals in Jeremia 5:22-25.

Groot ontzag zie je ook bij de leerlingen na de storm op het meer, lees maar eens Marcus 4:35-41. De ‘nieuwere’ of ‘modernere’ vertalingen gebruiken het woord ‘schrik’, of ‘diep onder de indruk’; die laatste uitdrukking kan ik me voorstellen, maar ‘schrik’ op het moment dat Jezus de storm stillegt?!

Jezus zegt soms zèlf dat de leerlingen bang moeten zijn, zie Lucas 12:4-7. Angst voor de hel, daar heeft Hij het dan over. Maar even later, misschien wel in dezelfde adem, zegt hij dat ze niet bang hoeven te zijn. En waarom niet? Omdat God voor hen zorgt.

Randy Alcorns boekje ‘De kracht van een rein leven‘ heeft mij op het idee gebracht om dit stukje te schrijven. Ik citeer een stukje: “In de Schrift vinden we verschillende drijfveren om God te gehoorzamen. Liefde is daar één van. Maar de Bijbel geeft ons duidelijk nog twee motieven die alles te maken hebben met ons eigenbelang: vrees voor God en hoop op beloning.“.

Ik hoop dat duidelijk is dat angst, in ieder geval in eerste instantie, soms nog niet zo’n slechte raadgever is. In ieder geval niet als je erover denkt om God wel of niet te gehoorzamen.

En, wat het laatste stukje van het citaat uit Randy Alcorns boekje betreft: misschien geeft God mij tijd en gelegenheid om ook een stukje te schrijven over beloning als motief om God te dienen.

Voorin ons kerkgebouw, op de leesplank, liggen een aantal exemplaren van ‘De kracht van een rein leven‘, waarvan je er eentje zonder betaling mee mag nemen. Er staat een soort opdracht voorin, maar je hoeft niet bang te zijn als je je er niet aan houdt…

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Pijnpunten rond vrouw en ambt

De titel van dit stukje is identiek aan de titel van het via gkv.nl te downloaden ‘1e-rapport-MVEA-pijnpunten-rond-vrouw-en-ambt.pdf’. (Koppeling naar downloadlocatie rapport 29 mei 2019 (onderaan de pagina).) Kun je het niet vinden? Probeer het dan eens te vinden met Google.

Het rapport is gericht aan de eerstvolgende synode, die van 2017 te Meppel, en aan alle plaatselijke kerkeraden. Ook kerkleden worden opgeroepen het te lezen. Ik ga er in het vervolg van dit stuk vanuit dat je het genoemde rapport gelezen hebt, en het erbij hebt.

Hoe sta ik er zelf tegenover? Vooraf?

Ik heb altijd geloofd dat de Bijbel de ambten van oudste en diaken alleen openstelt voor mannen. Mijn gevoel zegt mij de laatste jaren wat anders; waarom zouden vrouwen, met hun andere insteek dan mannen, met hun vaak prachtige gaven en talenten, geen ambt in de kerk mogen bekleden?

Maar ik weet dat ik niet op mijn eigen inzicht mag vertrouwen; zie Spreuken 3:5. En van mensen binnen de kerk verwacht ik dat ze net zo min op hun eigen inzicht vertrouwen. In het bijzonder verwacht ik dat van onze voorgangers, die wij immers in ere moeten houden, sterker nog, die wij moeten gehoorzamen (Hebreeën 13:17) – behalve als ze God niet volgen. Eigenwillige godsdienst valt daar ook onder.

Bij ‘Aanbiedingsbrief’

Mijn doel met dit stukje is tweeledig:

  1. nagaan of er werkelijk geen advies of richting gegeven wordt;
  2. nagaan hoe er met Bijbelteksten wordt omgegaan.

Toelichting: gezien de trend in de samenleving, en het feit dat veel mensen de gevoelens (zoals ik die hierboven verwoord heb) delen, verwacht ik dat er wèl een richting uit het rapport komt, namelijk een richting die die trend volgt; en gezien de steeds grotere invloed van de ‘nieuwe hermeneutiek’ verwacht ik af en toe een wat ‘bijzondere uitleg’ van Bijbelteksten.

Soms hoop ik erop om teleurgesteld te worden…

Bij ‘1. Opdracht en taakopvatting’

In het rapport wordt gevraagd stil te staan bij de pijnpunten die de opstellers hebben gesignaleerd. Dat wil ik hier doen.

Bij ‘2. Introductie’

“Wat we nu vooral nodig hebben is niet tegenover elkaar staan, maar elkaars lasten dragen (Galaten 6:2).”

Deze tekst staat in een context over misstappen en mogelijke trots (vers 1-5), en ondanks dat ik de oproep op zich waardeer, vind ik het verwijzen naar deze tekst misplaatst. De context van het rapport is m.i. een duidelijk andere dan die in Galaten 6:1-5.

Misschien wordt duidelijk wat ik bedoel met ‘misplaatst’ als ik verwijs naar Handelingen 17:11, om daarmee aan te geven dat ik bezig ben na te gaan of alles wat er in de discussie rond vrouw en ambt aangedragen wordt wel klopt.

Bij ‘3. Pijnpunten rond M/V en ambt’

Vervolgens komen de vragen waar het om draait: “Ben je als voorstander van de openstelling van ambten voor vrouwen bereid om echt te luisteren naar de zorg van tegenstanders over het schriftgetrouw lezen van de Bijbel als het gaat om de zwijgteksten? En omgekeerd: ben je als verdediger van de huidige situatie waarin de ambten uitsluitend openstaan voor mannen, bereid om daadwerkelijk mee te denken met wie die situatie bekritiseert omdat hij of zij ruimte wil bieden aan vrouwen om hun door God gegeven gaven in te zetten in de gemeente?”.

Terechte vragen, maar het gaat bij de eerste vraag m.i. niet alleen om de zwijgteksten (zie bijvoorbeeld 1 Timoteüs 3, waar over oudsten en diakenen wordt gesproken als mannen); en bij de tweede vraag gaat het volgens mij om het bieden van ruimte aan vrouwen om in het ambt hun door God gegeven gaven in te zetten in de gemeente. Dit had wat mij betreft wel iets zorgvuldiger geformuleerd mogen worden.

Het eerstgenoemde pijnpunt krijgt als omschrijving mee: “Maken we nog ernst met Bijbelgegevens die haaks op ons leven staan?“. Dat lijkt me correct geformuleerd, en ook in de beschrijving in het rapport kan ik me wel vinden.

Het als tweede genoemde pijnpunt krijgt als omschrijving mee: “Mogen vrouwen nog steeds geen roeping tot medewerkster in het Koninkrijk beluisteren in hun door God geschonken gaven?“. Dat lijkt me niet correct geformuleerd, want volgens mij gaat het daar niet om: er ontbreekt in de vraag een verwijzing naar ‘het ambt’; maar dat had ik al geconstateerd. Ik krijg hier een beetje het gevoel dat de opstellers méér voelen voor de openstelling van de ambten voor vrouwen, dan voor het andere standpunt.

Omdat ik het zelf een stuk gemakkelijker vind als ik ‘alles’ op de computer kan doen, geef ik hier de links naar de Bijbelteksten waarnaar onder het als tweede genoemde pijnpunt wordt verwezen: Handelingen 18:26; Romeinen 16:1-2; 1 Timoteüs 5:9-10. Verder wordt verwezen naar 1 Petrus 3:1-6, dat door de schrijvers als voorbeeld wordt gebruikt van Bijbelwoorden rond de verhouding van man en vrouw die vaak niet meer letterlijk voor vandaag worden gehanteerd.

Bij ‘4. Pijnpunt 1: Lastige schriftplaatsen’

Eerst een citaat uit het rapport (links naar de HSV van mij – en dat geldt ook voor de rest van mijn stukje -): “In de discussie rond M/V en ambt hebben twee belangrijke bijbelgedeelten uit het Nieuwe Testament (te weten 1 Korintiërs 14:34-36 en 1 Timoteüs 2:11-15) steeds een belangrijke rol gespeeld, omdat de kerk ze echt als contra-stem hoorde, die zich verzet tegen de inschakeling van vrouwen in het ambt.”.

In het rapport wordt een stukje geschreven n.a.v. 1 Korintiërs 14:34-36, waarin o.a. dit gedeelte voorkomt: “Hoewel het Nieuwe Testament nergens noemt dat voorgangers en/of andere actoren in de liturgie daartoe de bevoegdheid ontvangen door bevestiging in het ambt van oudste, is in de gereformeerde traditie altijd wel van die vooronderstelling uitgegaan.”. Er staat geen voetnoot bij, maar ik had hier graag een onderbouwing gezien.

Opnieuw een citaat: “Tegelijkertijd laten schriftplaatsen als 1 Korintiërs 11:5 en Handelingen 2:17,18; 21:9 zien dat ook vrouwen binnen de christelijke gemeente kunnen optreden. De belangstelling voor dit soort schriftplaatsen krijgt in de discussie pas echt ruimte sinds de wending naar liturgische participatie van gemeenteleden gemaakt wordt. Intussen wordt er zo een paradox zichtbaar in het gebruik van 1 Korintiërs 14. Het hoofdstuk gaat namelijk in zijn liturgische strekking principieel uit van een niet bij voorbaat ambtelijk gestructureerde bijeenkomst (vers 26). Tegelijkertijd speelt het een hoofdrol in het afwijzen van de vrouw in het ambt van oudste.”.

Een hoofdrol? Volgens mij is die eerder weggelegd voor 1 Timoteüs 2:11-14. Het is volgens mij allang geen schande meer (1 Korintiërs 14:35) als een vrouw op bijvoorbeeld een gemeentevergadering (dat is (ook) een samenkomst) iets vraagt of vertelt.

Ook 1 Timoteüs 2:11-15 wordt in het rapport behandeld. Er wordt bij vers 14 het volgende opgemerkt: “Overigens lijkt dit laatste element op gespannen voet te staan met enkele andere passages uit de brieven van Paulus. Hij stelt in Romeinen 5:12-14 en 1 Korintiërs 15:21-22 juist de man verantwoordelijk voor de zonde die in de wereld gekomen is. Hij had er uit kunnen afleiden, dat de man zijn recht op het hoofd-zijn verspeeld had, maar die conclusie trekt de apostel niet.”. Misschien ontgaat mij iets, maar zou de verklaring voor de verantwoordelijkheid van de man niet kunnen liggen in bijvoorbeeld Efeziërs 5:23? Dan valt het met dat ‘op gespannen voet staan’ wel mee.

De opstellers van het rapport geven aan dat deze schriftplaatsen ( 1 Korintiërs 14:34-36 en 1 Timoteüs 2:11-15) geen geïsoleerde plek moeten krijgen in het debat; zij zien een “trend in het Nieuwe Testament die de man binnen de relatie van man en vrouw tekent als degene die voorop gaat (zie b.v. 1 Korintiërs 11:3, 1 Petrus 3: 5-6).”. Deze opmerking sluit aan bij wat ik hierboven opmerkte over ‘op gespannen voet staan’, en ik begrijp dan ook niet dat dat ‘op gespannen voet staan’ in het rapport is blijven staan. We hebben allen in Adam gezondigd, maar Eva heeft zich als eerste laten verleiden. Ik denk dat het er ook mee te maken heeft wat voor punt Paulus in Romeinen 5:12-14 en 1 Korintiërs 15:21-22 wilde maken; dat is een ander punt dan hij in 1 Timoteüs 2:11-14 wilde maken.

Bij ‘5. Pijnpunt 2: Uitsluiting van vrouwen’

Ik citeer weer een stukje – wat er vóór staat moet je maar in het rapport lezen -: “Dit wordt extra lastig te verdragen, wanneer de kerk deze pijn voor lief neemt met een (voor wie in de huidige cultuur leeft) onbegrijpelijk beroep op de Schrift. Immers zulk Schriftberoep is in kwesties als rond het eten van vlees met bloed (Handelingen 15) of de hoofdbedekking van vrouwen (1 Korintiërs 11) zonder problemen losgelaten.”. Ik heb er de verzen waar het volgens mij om gaat bij aangegeven (dit wordt duidelijk bij het volgen van de links). Het zou natuurlijk kunnen dat er wel ‘problemen’ hadden moeten zijn als het om het loslaten van het Schriftberoep in de genoemde kwesties gaat. Het kan vast geen kwaad als we daar nog eens goed naar kijken.

Volgens het rapport is er in de Schrift een brede participatie van vrouwen zichtbaar, en de opstellers vinden dat deze lijn kan worden geduid als de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen voor God. Daarbij wordt verwezen naar Genesis 1:27, 1 Korintiërs 12:13, Handelingen 2:17v (ik neem aan dat bedoeld wordt t/m vers 21), 1 Korintiërs 11:2-16. Verder wordt verwezen naar de volgende teksten als toelichting bij de structuur van de gemeente als het lichaam van Christus: Openbaring 21:9, Romeinen 8:1-11, Galaten 5:13-26, Efeziërs 2:11-22, Galaten 3:28, Romeinen 12:3-5, Efeziërs 4:16, Kolossenzen 3:16.

“NB: daar waar de beweging terug gemaakt wordt naar statusonderscheid binnen de gemeente volgt een scherpe terechtwijzing (1 Korintiërs 11:17-22, Galaten 2:11-14).”

Het gaat in 1 Korintiërs 11:17-22 niet (alleen) om ‘een beweging terug naar statusonderscheid’. Paulus vindt het onvermijdelijk dat er partijvorming optreedt (1 Korintiërs 11:19), want zo zal duidelijk worden wie betrouwbaar is. Ik mis de link met ‘statusonderscheid’; en zo heel slecht vindt Paulus deze ontwikkeling dus niet. In vers 20 geeft Paulus aan dat de Korintiërs niet samenkomen om de maaltijd van de Heer te vieren. Uit de verzen 21 en 22 blijkt dat ze dat juist wèl doen, maar Paulus zegt het zoals hij het zegt om de Korintiërs duidelijk te maken dat de manier waarop zij bezig zijn niets te maken heeft met het vieren van de maaltijd van de Heer. Dit Bijbelgedeelte lijkt in de Herziene Statenvertaling een stuk duidelijker dan in de Nieuwe BijbelVertaling; let daarbij vooral op de formulering van vers 20.

Het ontgaat me verder ook wat de plaats van Galaten 2:11-14 in de redenering is. Deze tekst heeft m.i. niets te maken met ‘vrouw en ambt’.

Bij ‘6. Omgaan met de pijn’

“Hadden we misschien al eerder tegen vrouwen in de kerk moeten zeggen dat zij dienen te zwijgen in de samenkomst? Hebben we tot nu toe werkelijk gehonoreerd dat vrouwen geen gezag mogen oefenen in de gemeente, bijvoorbeeld in het catechetisch onderwijs?”

“Zou het Bijbels geweest zijn om in de kerk te blijven bij de achterstelling van de vrouw, terwijl die in onze cultuur (voor een belangrijk deel) achter de rug is? Voelt het niet hypocriet om enerzijds vrouwen volop te laten participeren in het gemeenteleven, tot en met liturgische functies en kerkenraadswerk aan toe, en tegelijkertijd anderzijds vol te houden dat op basis van twee zwijgteksten het ambt voor hen gesloten blijft?”

Eerder had ik al de indruk dat de opstellers op z’n minst iets méér voelen voor de openstelling van de ambten voor vrouwen dan voor het andere standpunt (zie ‘Bij 3.‘); die indruk wordt door de suggestieve formulering van het eerste citaat hierboven nog versterkt. Deze komt op mij over als een “Ja, maar jij …”. En bovendien, als je het al zo lang niet eens bent met ‘de heersende praktijk’, had je dan niet eerder aan de bel moeten trekken? Ik vind hier het ‘balk-en-splinter-gehalte’ vrij hoog.

De mogelijke gespreksvorm die wordt aangedragen lijkt me een goede. Als beide partijen het standpunt van een vertegenwoordiger van de tegenovergestelde mening goed weten weer te geven, is er in ieder geval een duidelijke basis: er wordt geen strijd gevoerd over een karikatuur.

Bij ‘7. Vooruitblik’

“Om dat proces alle ruimte te bieden hebben we in dit eerste deel van ons rapport nog geen richting gewezen voor de besluitvorming door de synode. Inmiddels is er op basis van ons werk tot nu toe veel materiaal beschikbaar voor het formuleren van een advies aan de synode.”

Mijn indruk is dat dit rapport wèl richtinggevend is. Misschien komt dat wel omdat er ‘veel materiaal beschikbaar’ is ‘voor het formuleren van een advies aan de synode.’.

Conclusie

Het rapport geeft m.i. wel een richting aan, namelijk dat er geen bezwaar is om de ambten voor vrouwen open te stellen.

Voor de manier van verwijzen naar Bijbelteksten in het rapport kan ik niet veel enthousiasme opbrengen. Mijn indruk is dat bij sommige teksten de context niet wordt meegenomen. Sommige andere teksten hebben m.i. niets met de discussie te maken.

Hoewel mijn gevoel me nog steeds ingeeft dat er niks mis mee is om vrouwen in de ambten te accepteren heeft dit rapport mij niet verder geholpen. Ik mis een stevige Bijbelse onderbouwing.

Afsluiting

Misschien doe ik wel mee aan eigenwillige godsdienst omdat ik zaken als ‘hoofdbedekking van de vrouw’ en ‘het eten van bloed’ geërfd heb van ‘het voorgeslacht’, maar dat neemt niet weg dat er niet nòg meer bij hoeft te komen. Het nu besproken rapport geeft mij weinig vertrouwen dat er een goede Bijbelse basis is voor het openstellen van de ambten voor vrouwen.

Ik heb nergens in het rapport verwijzingen gevonden naar 1 Timoteüs 3 of Titus 1:5-9. Dat verbaast mij, maar misschien komen deze teksten aan de orde in het vervolgrapport.

Ik heb het vervolgrapport nog niet gelezen, ook al heb ik het al gedownload. Als ik het gelezen heb, zal ik er wel weer een stuk(je) over schrijven, uiteraard onder Jakobitisch voorbehoud. (Aanvulling 9 december 2017: dat stuk is er inmiddels.)

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Jabes

Jabes was een stad in de streek Gilead, en hoorde voor zover ik het kan bekijken bij de stam Manasse.

Het gaat me in dit stukje dus niet om de persoon Jabes (zie 1 Kronieken 4:9-10), al is het stukje dat over hem bekend is wel heel interessant vanwege de verhoring van zijn gebed.

Er is ook nog een andere persoon Jabes, nl. de vader van Sallum. Sallum was koningsmoordenaar en aansluitend koning van het tienstammenrijk (zie 2 Koningen 15:10-15). Over deze Jabes is voor zover mij bekend verder niks ‘overgeleverd’. En over hem wil ik het ook niet hebben.

De eerste keer dat de stad Jabes in de Bijbel genoemd wordt, is in Richteren (Rechters) 21: het is de enige stad waarvan de inwoners niet zijn opgekomen naar de volksvergadering in Mispa. Overeenkomstig de eed van alle Israëlieten behalve de Benjaminieten worden de inwoners van Jabes gedood, behalve 400 meisjes, die aan de resterende mannen van de stam Benjamin worden gegeven; niemand van de overige stammen mocht namelijk vrijwillig z’n dochter aan iemand uit Benjamin geven – lees de aanleiding hiertoe in Richteren (Rechters) 19 en 20. Voor sommige zaken vraagt het volk de leiding van God, maar bepaalde dingen beslissen ze zelf, zie bijvoorbeeld Richteren 20:48. Vervolgens betreuren ze de gevolgen van hun daden: zie Richteren 21:1-7.

Later heeft Jabes kennelijk nieuwe bewoners gekregen, want in 1 Samuel 11:1-11 wordt de stad opnieuw genoemd; dit is de tweede keer in de Bijbel. Saul, die nog maar pas koning was geworden, was, als de boer die hij was voordat hij tot koning werd gezalfd, bezig op het land, toen hij hoorde wat koning Nachas van de Ammonieten met de inwoners van Jabes van plan was. Hij komt direct in actie. Wat niet genoemd wordt in dit Bijbelgedeelte, maar volgens mij wel meespeelt, is dat Saul uit de stam Benjamin is, en misschien wel van één van de 400 meisjes uit Jabes afstamt – zie het verhaal in Rechters 19-21, dat hierboven genoemd is. Er is in ieder geval een bijzondere band tussen de stad Jabes en de stam Benjamin.

Later, als Saul gedood is in zijn laatste strijd tegen de Filistijnen, komen de inwoners van Jabes om hem ‘de laatste eer’ te bewijzen. Dit is te lezen in 1 Samuel 31. Als David koning geworden is in Hebron, prijst hij de inwoners van Jabes voor deze menslievende daad, zie 2 Samuel 2:4b-7. Nadat David Sauls leven twee keer niet genomen had terwijl hij dat wel kon is dit opnieuw een bewijs dat hij Saul als de gezalfde van de HEER respecteerde. Hij prees degenen die iets goeds gedaan hadden voor Saul en zijn familie (en hij deed degenen die Saul slecht behandeld hadden (of daar ‘alleen maar’ over logen) kwaad, zie 2 Samuel 1:1-16). Of David toen al bevriend was met Nachas, koning van de Ammonieten, weet ik niet. (Voor die vriendschap, zie 2 Samuel 10:1-2.) Als hij dat toen al wèl was, zal de lof van David de inwoners van Jabes wellicht vreemd in de oren geklonken hebben, want Jabes was immers door Nachas bedreigd (1 Samuel 11:1-11, zie ook hierboven). Veel later laat David het gebeente van Saul en zijn zonen weghalen uit Jabes, zie 2 Samuel 21:1-14.

In 1 Kronieken 2:55 wordt Jabes nog een keer genoemd, maar ik weet niet of dat hetzelfde Jabes is; ik vermoed van niet – in de Herziene StatenVertaling wordt het zó geschreven: Jabez. Er lag ook een Jabes in het gebied van de stam Juda (zie Bijbelse plaatsen: Jabes in Gilead).

De laatste keer dat Jabes in Gilead genoemd wordt is in 1 Kronieken 10, maar dat is hetzelfde verhaal als in 1 Samuel 31.

Maar waarom staat dit in de Bijbel? Heb je enig idee?

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

6 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen

Dit staat in 2 Korintiërs 6:14. Paulus verwijst hier naar Deuteronomium 22:10.

Maar wat bedoelt hij? Als je het hele stukje (vers 14-18) leest, kun je je niet aan de indruk onttrekken dat het behoorlijk aangezet is! God en de duivel worden betrokken bij ‘een en hetzelfde span met ongelovigen’. Mag je dan helemaal niks samendoen met ongelovigen? Dan zou je de wereld uit moeten gaan, en dat is ook niet de bedoeling. Paulus heeft daar iets over geschreven in zijn eerste bewaard gebleven brief aan de Korintiërs: hoofdstuk 5:9-13.

Maar wat bedoelt hij dan wel? Het ligt eraan welk doel je hebt. Als je bijvoorbeeld samen met iemand die niet van jouw geloof is een bedrijf wilt opzetten en gaan leiden, zou je je eerst eens moeten afvragen of je qua ethiek wel dezelfde ideeën hebt: sommige mensen vinden dat het doel (winst maken? – daar kom ik D.V. nog een keer op terug (update: zie Doel, missie, visie, …)) altijd de middelen heiligt, sommige zwakken dat wat af, en sommige andere mensen lijden liever onrecht dan het te doen – dan bereiken ze hun doel maar niet… Zelfs met iemand van hetzelfde geloof is het een goed idee om dit af te stemmen.

Als je met elkaar wilt trouwen, als je de rest van jullie leven in het huwelijk bij elkaar wilt blijven, en jijzelf bent christen en wilt dat blijven, wat moet je dan doen? Laatst hoorde ik een predikant (via een preeklezer) beweren dat je als christen best verkering kon nemen met iemand die ongelovig is, als je dat maar in verantwoordelijkheid en biddend deed. Dat doet mij denken aan een voorbeeld dat ik al eens eerder heb aangehaald: zie Het huwelijk in ere onder het kopje Verleiding (over dat boek dat van het bureau valt). Bidden dat iets niet misgaat terwijl je zelf bewust het risico loopt dat het misgaat? Wat die predikant gezegd heeft vind ik sterk lijken op deze variant (van mij) op een uitspraak van Loesje: ik denk eerst goed na voordat ik iets doms doe.

Maar wat voor problemen zou je nou tegen kunnen komen als je met een ongelovige trouwt? Stel, jouw ochtendkerkdienst begint om half 10, en je man of vrouw slaapt liever nog wat uit; wat doe jij dan? En als er kinderen komen, naar welke school gaan ze? Denk je dat het gemakkelijk is als jij de enige ouder bent – terwijl er wèl twee zijn! – die probeert de kinderen een christelijke opvoeding te geven?

Als je denkt dat het gemakkelijk is, moet je dat maar eens gaan navragen bij mensen die (bewust) getrouwd zijn met een partner die vanaf het begin van hun huwelijk niet gelooft. Vaak hoor je daar een mengeling van spijt en geen spijt. Spijt dat ze voor een ongelovige hebben gekozen, en geen spijt omdat ze enorm veel van hun partner houden.

Moet je dat zulke mensen dan blijven nadragen? Nee, natuurlijk niet. God vergeeft zonden, en wij moeten elkaar ook vergeven (meer hierover o.a. in mijn stukjes over Jona en Door uw schuld is de HEER kwaad op mij geworden). Maar de gevolgen gaan niet ‘vanzelf’ weg…

Wil je hier meer over lezen? Je kunt zoeken met Google of op een andere manier. Hier een artikel n.a.v. mijn eigen zoektocht: een stukje op Refoweb. Maar er zijn er véél meer! Ook die het hier verwoorde standpunt afzwakken.

Er is een artikel uit Nader Bekeken te bekijken of te downloaden, waar je op pagina 300 (schrik niet, zo lang is dat artikel niet…) een kader vindt waarin wordt aangegeven dat je 2 Korintiërs 6:14 net zo kunt uitleggen als ik het hier gedaan heb, maar dat je deze aanwijzing van Paulus ook heel anders uit kunt leggen dan ik het hier gedaan heb. Lees maar eens wat er in het genoemde kader staat, en, als je tijd hebt, lees dan het hele artikel. Ik vind het verhelderend. En, als je het hebt gelezen, bedenk dan eens voor jezelf welke van de twee verklaringen je de beste lijkt, en vooral waarom.

Maar waarom wil God dat we ‘oppassen’ met ongelovigen? Om ons in onze mogelijkheden te beperken? Zie b.v. Christenen… dat zijn toch die mensen die niks mogen?

Ik zou de duivel liever geen kans geven (zie Efeziërs 4:27), of, positief geformuleerd: ik wil graag God dienen (zie Jozua 24:15, het laatste stukje), als is dat niet bepaald gemakkelijk (zie Romeinen 7:19).

Overigens is met elkaar zoenen niet vrijblijvend: zie b.v. het boek ‘Verstrikt’, uitgegeven door Bijbel & Onderwijs. Ik denk dan liever aan een advies van een predikant dat ik een jaar of 25 geleden eens hoorde: ‘Vrij blijvend!’.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

6 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

… kennis maakt verwaand; …

Deze opmerking is afkomstig uit 1 Korintiërs 8. Vaak wordt dit stukje geciteerd als mensen erachter komen dat hun gesprekspartner wat meer kennis van de Bijbel heeft dan zijzelf; ook dat kennis verloren zal gaan (1 Korintiërs 13:8) is in zo’n gesprek een populair citaat. Het gaat toch immers om de liefde (1 Korintiërs 13)?!

Is het niet waar dan? Maakt kennis niet verwaand? Er bestaat een gezegde ‘kennis is macht’ (zoek er maar eens mee op Google of ergens anders). Het ligt nogal voor de hand dat we het dan hebben over verschil in kennis, want als we allemaal hetzelfde weten, wordt het machtsverschil op z’n minst een stuk kleiner. Iemand met meer (relevante) kennis heeft hoogstwaarschijnlijk méér macht dan iemand met minder (relevante) kennis. En macht leidt vaak tot hoogmoed, tot verwaandheid. Zó uitgelegd kan ik me wel vinden in wat Paulus schrijft in 1 Korintiërs 8:1.

Maar kun je ook tevéél Bijbelkennis hebben? Dat denk ik niet. Je kunt er wel (heel) verkeerd mee omgaan. Lees maar eens Matteüs 23. Jezus verwijt daar de schriftgeleerden en de farizeeën dat ze de mensen alle voorschriften als een zware last op de schouders leggen, terwijl ze niets doen om die last te verlichten. Hij geeft in het genoemde hoofdstuk enkele voorbeelden van slechte toepassingen door de schriftgeleerden en farizeeën. Wat gaat er mis? Er ontbreekt het een en ander: recht, barmhartigheid en trouw, zie Matteüs 23:23. Je zou ook kunnen zeggen: er zit geen liefde voor het volk, voor de mensen bij.

Ook het gebruik van kennis om je eigen gelijk te halen is niet goed, want dan wil je van de ander winnen i.p.v. dat je hem of haar wilt opbouwen in het geloof. Lees b.v. wat Paulus daarover schrijft in 1 Korintiërs 14:36-40. Beter is het, het hele hoofdstuk te lezen, en daarbij te bedenken dat dit door Paulus direct ná het hoofdstuk over de liefde geschreven is, als een uitwerking (of toepassing) ervan. Als ik mijn kennis deel, moet daar dus altijd liefde voor de ander(en) aan ten grondslag liggen. Dat vind ik overigens niet altijd even gemakkelijk…

Maar gaat kennis dan niet verloren? Zeker! Ik vermoed dat we b.v. de kennis van goed en kwaad die we nú hebben kwijt gaan raken. Maar er komt ook kennis bij, vermoedelijk méér dan er verloren gaat. “Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.” Dat staat in hetzelfde 1 Korintiërs 13, in het twaalfde vers (de link naar Psalm 139 heb ik toegevoegd…). Dan zullen we het goede kennen, dan zullen we de Goede kennen, en het slechte zal daar niet zijn.

Wat mij de laatste tijd opvalt is dat Paulus’ lofzang op de liefde in 1 Korintiërs 13 gebruikt wordt om ‘ons beperkte kennen’ te reduceren tot wel heel erg weinig – zodat we elkaar niet m.b.v. (kennis van) Gods Woord kunnen (mogen) vermanen -, waarbij de liefde dan de rol van ‘lief zijn voor elkaar’ vervult. Verwijzen naar de scheppingsorde en/of naar de geboden wordt bestreden met ‘ons kennen is beperkt’ en ‘Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen’ (Romeinen 14:5). En soms wordt ook 1 Korintiërs 3:10-15 erbij gehaald. De vraag die bij mij opkomt is dan: “Bouwen we nog wel òp het fundament, of bouwen we ernáást?”.

Naar mijn indruk wordt op deze manier de liefde verheven tot god. Jezus verwijst immers zèlf naar de scheppingsorde? Zie Matteüs 19:8 en Marcus 10:6-8. En zijn de geboden soms niet meer geldig? Lees bijvoorbeeld eens wat Jezus ons onderwijst in Matteüs 5, 6 en 7 (samen ook wel bekend als de Bergrede). De geboden worden door Jezus heel wat scherper neergezet dan wij ‘fijn’ vinden, denk ik. En hebben deze geboden (en de kennis ervan) afgedaan omdat Jezus is opgestaan uit de dood? Sommige mensen, waaronder predikanten, beweren van wel; we zouden zelfs het Onze Vader niet meer zo moeten bidden. Maar wat zegt Jezus zelf? Lees het maar: Matteüs 28:18-20. En, zoals je aan het begin van dit hoofdstuk kunt zien, zei Hij dit ná Zijn opstanding. God wil gediend worden op Zijn manier, niet op die van ons. Geen eigenwillige godsdienst, dus. Ik denk dat het tweede gebod bij ons niet de aandacht krijgt die het verdient, terwijl het een uitwerking is van God liefhebben boven alles, waar èchte liefde begint.

Er is goede kennis, zie b.v. Spreuken 1:7. Goede kennis is kennis die begint met ontzag voor de HEER, voor Jahwe. En vergeet ook niet wat in het tweede deel van dit vers staat: “een dwaas veracht de wijsheid en weigert elk onderricht.“. Als we God willen kennen, ook al is het hier op deze aarde en in deze tijd maar gebrekkig, moeten we kennis niet verachten. Kennis is niet hetzelfde als wijsheid, maar het één heeft wel met het ander te maken; lees bijvoorbeeld Spreuken 8 en 24:14.

Een rund herkent zijn meester,
een ezel zijn voederbak,
maar Israël mist elk inzicht,
mijn volk leeft in onwetendheid.

Jesaja 1:3

Zal de Mensenzoon geloof vinden op aarde?

Goede kennis is vertrouwd zijn met God.

En kennis en liefde zijn in de Bijbel ècht wel gekoppeld, al zullen velen dat niet willen erkennen: zie 1 Johannes 2, in het bijzonder vers 5; je aan Gods Woord houden kun je alleen maar als je er kennis van hebt. Je beroepen op de Geest voor iets wat niet klopt met Gods Woord kun je maar beter niet doen, want de Geest werkt door het Woord, zie b.v. 2 Petrus 1:20-21.

Hoe belangrijk kennis (van Gods geboden) voor liefde is kun je ook lezen in 1 Johannes 5:2.

Ik lees of hoor 1 Korintiërs 13, Paulus’ lofzang op de liefde, liever niet om kennis in diskrediet te (laten) brengen. De liefde is niet zelfzuchtig, dus moet dit prachtige hoofdstuk niet gebruikt worden om recht te praten wat krom is. Liefde en kennis staan niet tegenover elkaar. Sterker nog, liefde kan zonder kennis niet bestaan: hoe kun je liefhebben zonder dat je iets weet over Wie en wie je liefhebt?

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

6 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Heersen en ontzetting zaaien

Oorlogen

Bij ‘heersen en ontzetting zaaien’ denk ik aan oorlogen en vluchtelingen, en aan een stel macho’s met ondermacho’s die niet tevreden zijn met wat ze hebben (b.v. Rusland in Oekraïne), en daar op hun eigen agressieve manier iets aan doen. En aan mensen die de macho’s vanuit hun eigen machismo op een nauwelijks van de agressor verschillende manier bestrijden (b.v. de V.S. in Guantanamo Bay, Rusland in Syrië).

Ik vind het opvallend dat er altijd ‘ondermacho’s’ nodig zijn om een hoop ellende te veroorzaken… Er staat niet voor niets in de Bijbel dat we God meer gehoorzaam moeten zijn dan mensen (Handelingen 4:19 en 5:29), en dat we de meerderheid niet mogen volgen in het kwaad, in slecht gedrag (Exodus 23:2).

Hoever zouden kwaadwillende dictators komen als hun bevelen niet slaafs opgevolgd werden?

En hoeveel christenen laten zich door zulke dictators gebruiken? Rikkert Zuiderveld heeft hier in De slimme Rikkert een mooie uitspraak over gedaan: “Christenen die verwachten te zullen opstaan uit de doden, maar nu niet durven opstaan tegen onrecht, hoe moet dat straks?”.

God

In de Bijbel wordt ‘heersen en ontzetting zaaien’ in verband gebracht met God. Lees maar eens Job 25 (het kortste hoofdstuk van dit Bijbelboek). Bildad geeft hier een nogal negatief beeld van God: je doet het als mens nóóit goed. Job komt zelf niet zo heel veel verder, zie Job 28:12-28.

Dat is een beeld dat wij als gereformeerden ook nog weleens van God hebben, zie b.v. Zondag 24 Vraag & Antwoord 62 van de Heidelbergse Catechismus:

Vraag 62: Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een deel daarvan zijn?
Antwoord: Omdat de gerechtigheid die voor Gods gericht bestaan kan, geheel volmaakt en in alle opzichten met Gods wet in overeenstemming moet zijn (1), terwijl zelfs onze beste werken in dit leven allemaal onvolmaakt en met zonden bevlekt zijn (2).
(1) Deuteronomium 27:26; Galaten 3:10. (2) Jesaja 64:6.

(De Heidelbergse Catechismus is hier te downloaden.)

Dat beeld is niet helemaal Bijbels, beter gezegd, dat beeld is helemaal niet Bijbels. Lees maar eens 1 Korintiërs 3:10-15. Kort gezegd komt dat stukje van Paulus’ brief erop neer dat we, als we op het fundament van Jezus Christus bouwen, altijd gered worden. Ook al zullen sommige van onze bouwsels verbranden.

Op zich geen slecht idee van de Catechismus om ons wat bescheidenheid bij te brengen. Maar een beetje nuancering behoeft dat beeld wel.

Wat is belangrijk als je gelooft? Lees maar eens Jakobus 2:14-26 en Johannes 15:1-17. En sluit af met Johannes 3:18. Dat is toch heel wat anders dan ‘heersen en ontzetting zaaien’? In ieder geval voor de gelovigen!

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

6 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

… ze voert het zwaard niet voor niets, …

Moet je als christen voor de doodstraf zijn? Bestaat er recht van verzet tegen een overheid? Dat zijn twee vragen die – in ieder geval bij mij – opkomen bij het lezen van Romeinen 13:1-7, waar de titel van dit stukje uit afkomstig is.

De doodstraf

Er gaat nog weleens wat mis bij het opleggen van de doodstraf… Moet je er daarom tegen zijn? Voor mij is dat wel een belangrijk argument. Ik denk namelijk dat een overheid niet per se de doodstraf in het straffenpakket hoeft te hebben. En Genesis 9:5-6 dan? Volgens mij staat daar dat het bloed van iemand die andermans bloed vergoten heeft, door mensen vergoten zal worden; er staat niet dat dat móét – je ziet vaak dat de overheid pas in een laat stadium bij ‘bendeoorlogen’ betrokken wordt, dan heeft er al het ‘nodige’ bloed gevloeid… De overheid grijpt dan zo mogelijk in, om te voorkomen dat het blijft doorgaan. En terecht, volgens Paulus.

Onze Heer Jezus veroordeelt een vrouw die op heterdaad betrapt is op overspel niet: Johannes 8:1-11. Maar daar zou je van kunnen zeggen dat niemand Jezus als rechter had aangesteld (zie b.v. Lucas 12:13-14), ook al is hij de Rechter (zie o.a. Johannes 5:22).

Met een zwaard kun je natuurlijk méér dan alleen een doodstraf uitvoeren. Ik denk eerder dat je dat zwaard kunt zien als symbool; ook in Paulus’ tijd werden mensen al voor enige tijd opgesloten, al kwamen ze verhoudingsgewijs minder vaak vrij dan tegenwoordig, is mijn indruk.

Maar als jouw overheid de doodstraf als één van de mogelijkheden om te straffen hanteert, moet je dat wel respecteren. Dat volgt uit wat Paulus schrijft in Romeinen 13:1-7.

Recht van verzet

De meeste gereformeerden zijn ervan overtuigd dat er een recht van verzet (recht van opstand) bestaat tegen een slechte overheid. Meestal beroept men zich daarbij op Calvijn. Zie b.v. Recht van opstand (Wikipedia) of dit artikel. In het kort komt Calvijns standpunt erop neer dat lagere overheden het recht hebben tegen hogere in opstand te komen als deze hogere zich slecht gedragen. Burgers mogen dat niet, tenzij onder leiding van zo’n lagere overheid. God meer gehoorzaam zijn dan mensen is te allen tijde de belangrijkste leidraad.

Tot nu toe heb ik niet kunnen vinden op welke Bijbelse gronden Calvijn het recht van verzet van lagere overheden tegen hogere baseert, behalve dan dat we God meer gehoorzaam moeten zijn dan mensen. Dat is uiteraard waar, maar daarom hoeft de overheid, die immers volgens Paulus door God gegeven is, nog niet aan de kant geschoven te worden als we haar in enkele zaken niet mogen gehoorzamen. Volgens Zondag 39 (uit de Heidelbergse Catechismus, te downloaden van www.gkv.nl/belijdenissen) houdt het vijfde gebod in “Dat ik aan mijn vader en moeder en aan allen die gezag over mij ontvangen hebben, alle eer, liefde en trouw bewijs, mij aan hun goede onderwijzing en tucht met gepaste gehoorzaamheid onderwerp en ook met hun zwakheid en gebreken geduld heb, omdat God ons door hun hand wil regeren.”.

Wel vond ik nog een interessante beschouwing over Bijbel en politiek (inmiddels niet meer te vinden – 30 mei 2019) n.a.v. boeken van de filosoof Jacques Ellul (zie ook Jacques Ellul, de man die (bijna) alles heeft voorzien). Zijn standpunt spreekt de (christen)anarchist in mij wel aan…

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

6 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 19 mei 2021.
^
Homepage

God heeft mij zo gemaakt

Een uitspraak die ik de laatste tijd wel vaker hoor.

En wat bedoelt de spre(e)k(st)er er dan mee?

Daar bedoelt hij of zij mee dat hij of zij dingen doet omdat hij of zij nou eenmaal zo is. Zie ook Ze moeten me maar nemen zoals ik ben.

Echt een goed excuus vind ik dat niet, om me voorzichtig uit te drukken. Ik ben een zondaar, dat is nooit anders geweest, dus zondig ik, en daar kan ik niks aan doen. De boodschap van de Bijbel is heel anders. Zéker ben ik een zondaar, maar dat is mijn eigen schuld! Lees maar eens wat Zondag 3 van de Heidelbergse Catechismus er over zegt.

Vraag 6:

Heeft God de mens dan zo slecht en verkeerd geschapen?

Antwoord:

Nee, God heeft de mens goed en naar zijn beeld geschapen, dat wil zeggen: in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God, zijn Schepper, naar waarheid kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige heerlijkheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen.

(Op GKV Belijdenissen kun je onder Heidelbergse Catechismus (pdf) wel verwijzingen naar de Bijbel vinden.)

Vind je dat je moet kunnen handelen naar hoe je bent? Vind je dat niet meer dan logisch? Denk dan hier eens over na: er is één zonde die we (althans de meesten van ons) maatschappelijk nog steeds absoluut onacceptabel vinden, die voortkomt uit hoe iemand is, uit zijn of haar geaardheid. Maar bijna iedereen vindt dat zo iemand niet naar die geaardheid mag handelen. Waarom niet? Omdat hij of zij daar anderen mee beschadigt. (En dan hebben we het er nog niet eens over dat hij of zij zichzelf ook beschadigt. Over jezelf beschadigen: zie wat ik over mezelf heb geschreven in Geheimen van een succesvolle film of serie. ’t Is – hopelijk – geen zware beschadiging, maar toch…)

God heeft zijn regels gegeven voor hoe wij ons moeten gedragen, en we kunnen en mogen ons niet verschuilen achter ‘zo ben ik nou eenmaal gemaakt’. Wie zijn wij, om God ter verantwoording te roepen? Zie bijvoorbeeld Romeinen 9:20.

We kunnen niet doen wat we zèlf willen en ondertussen beweren dat we God liefhebben – zie bijvoorbeeld 1 Johannes 1:5-10 en Johannes 14:15 en Ik moet niks!. Of we het begrijpen of niet, of het moeilijk of gemakkelijk is, ook als we zelf denken dat we er niemand kwaad mee doen, we moeten God liefhebben boven alles (zie Theologie is geen wiskunde)… En bedenk, dat God met de beproeving ook de uitweg biedt (zie 1 Korintiërs 10:13, dat wordt besproken in Beproevingen doorstaan. Kan dat?). Hij heeft ons voor hier en nu op deze aarde geen ‘geluk’ beloofd…

Ik citeer nog een stukje uit de Heidelbergse Catechismus.

Vraag 32:

Maar waarom wordt u een christen genoemd?

Antwoord:

Omdat ik door het geloof een lid van Christus ben en zo deel heb aan zijn zalving, om: als profeet zijn naam te belijden, als priester mijzelf als een levend dankoffer aan Hem te offeren, en als koning in dit leven met een vrij en goed geweten tegen de zonde en de duivel te strijden en na dit leven in eeuwigheid met Hem over alle schepselen te regeren.

Waar ga je voor? Voor het ‘hier en nu’ of voor ‘leven in eeuwigheid’? Lees Romeinen 8:18-39! En bedenk: je kunt stoppen met tegen God ingaan, je kunt stoppen met eigenwillige godsdienst; zolang er leven is, is er hoop – zie bijvoorbeeld Ezechiël 18:21-32. En lees evt. Vallen is niet erg, blijven liggen wel.

Roep mij te hulp in tijden van nood,
ik zal je redden, en je zult mij eren.

Psalm 50:15

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Als ik een teken van God zou krijgen…

Als ik een teken van God zou krijgen…

… ja, dan zou ik in Hem geloven!

… ja, dan zou mijn geloof versterkt worden!

Soms krijgen mensen een teken van God. Een vrij bekend voorbeeld is Gideon, lees maar eens Richteren (Rechters) 6:36-40. Hij kreeg er zelfs twee: de eerste keer was de wollen vacht nat, en de grond eromheen droog, en de tweede keer net andersom. Dan kun je natuurlijk gaan speculeren of de vacht vet was of niet, maar het was twee keer dezelfde vacht…

Mag je God om een teken vragen? Ik denk dat dat ook tegenwoordig nog mag. Maar of je het krijgt?

Eens werd onze Heer Jezus om een teken gevraagd, zie Matteüs 12:38-42 en Lucas 11:29-32. Hij gaf een heel ander teken dan waarom Hem gevraagd werd…

Heeft een teken krijgen zin? Lees maar eens Lucas 16:19-31, en dan in het bijzonder het laatste stukje: “Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.”.

Voor ongelovigen heeft een teken dus geen zin, zoveel is wel duidelijk.

Maar voor gelovigen?

Lees eens Hebreeën 12:6-11. Het zal je maar overkomen… Is alles wat jou overkomt dan jouw schuld? Dat niet, lees maar Johannes 9:1-3. En vergeet niet dat net vóór Hebreeën 12 het bekende hoofdstuk 11 staat. En, heel belangrijk: God houdt van je als Hij je berispt. Heb je dat wel gezien? Verder zou je ook nog naar Johannes 15:2 kunnen kijken. Waar kies je voor als je iets overkomt? Lees eens Habakuk 3:17-18. En 1 Petrus 4:14.

Je zou dit ‘negatieve’ tekens kunnen noemen, omdat je iets ergs overkomt.

Kun je ook positieve tekens krijgen? Hoe weet je of je God kent? Lees 1 Johannes 2:3-11, en 1 Johannes 3. En vind je het moeilijk, lees dan nog eens hoofdstuk 3 vers 20.

Soms merk je bij jezelf dat je ‘beter’ bent geworden in sommige dingen, zie Galaten 5:22-23. Overigens, heb je wel gezien dat er ‘vrucht’ staat, dus enkelvoud? Kiezen, of zeggen dat je ‘nou eenmaal ergens niet goed in bent’ is er niet bij…

Wij hebben een complete Bijbel, en hebben daarmee alles wat we ‘nodig hebben voor ons heil’: we worden opgeroepen tot geloof in Jezus Christus.

Maar nu hebben we het nog niet gehad over tekens waar gelovigen om mogen vragen, heel specifiek voor hunzelf. Ik vraag me af of dat soort tekens er zijn, lees maar eens mijn stukje over Beproevingen doorstaan. Wees in ieder geval voorzichtig met iets zien als een teken van God, vooral als het heel sterk ‘in je eigen straatje’ past. Neem een voorbeeld aan wat ik over David heb geschreven in het zojuist genoemde stukje. Bedenk dat je een Bijbel hebt, waartegen je je eigen ‘ingevingen’ kunt controleren! En vergeet niet dat je kunt bidden… maar dan moet je wel openstaan voor Gods eventuele antwoord.

Dat neemt niet weg dat er wel bemoedigende gebeurtenissen plaatsvinden, waardoor je geloof versterkt kan worden. Er zijn heel wat ‘anekdotes’ over mensen die, volgens henzelf, alleen ergens liepen maar niet overvallen werden omdat er volgens degenen die de overval wilden plegen méér dan één persoon liep, zoals later duidelijk werd. Maar ongelovigen worden daar inderdaad niet gelovig van…

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Vertaalverschillen

In ‘Vertaalverschillen’ besteed ik aandacht aan grote verschillen in betekenis van eenzelfde vers of gedeelte uit de Bijbel tussen verschillende vertalingen. Dit stukje komt misschien wel nooit ‘af’. 😉

Een bevallige vrouw houdt vast aan haar eer,
zoals geweldplegers vasthouden aan hun rijkdom.

Een vrouw verwerft haar eer door haar bevalligheid,
een man zijn rijkdom door zijn kracht.

Twee keer Spreuken 11:16, het eerste citaat uit de Herziene Statenvertaling, het tweede uit de Nieuwe Bijbelvertaling.

En wat een betekenisverschil! De tweede vertaling krijgt ‘de meeste stemmen’, als je op internet rondkijkt in andere vertalingen dan deze twee. Maar is die beter? En waarom wel of niet?

Een ander voorbeeld: bekijk eens 2 Samuel 13:39 in enkele vertalingen:

Verlangde David er naar om Absalom weer te zien? Dat wel… maar wilde hij hem bestrijden, of juist weer bij zich hebben? Kijk hier (pdf, pagina’s 45-50) voor een verklaring voor de vertaling die in de Nieuwe Bijbelvertaling geboden wordt.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage