Categoriearchief: studie

Doet God of doet de duivel dat?

Hoe is het kwaad in de wereld gekomen? Dat weet ‘iedereen’: de duivel of satan heeft de eerste vrouw verleid (Genesis 3:1-6), haar man volgde haar in haar keuze (ergert je de manier waarop ik dit beschrijf? vraag je eens af waarom je je ergert…), en daarmee was de zonde, het kwaad, in de wereld. Het gevolg van deze keuze was dat er nòg een soort kwaad in de wereld kwam, die kort samengevat kan worden onder het begrip ‘rampen’ (of ‘lijden’).

Over die tweede soort ‘kwaad’ gaat dit stukje, en daarop slaat de vraag: “Doet God dat of doet de duivel dat?”.

Ik ben al ruim een jaar geen lid meer van een gemeente (zie Ikabod?). Dat is nog steeds pijnlijk.

Ruim een maand geleden kwam een gemeentelid, dat tot kort daarvoor vond dat oude en nieuwe hermeneutiek wel naast elkaar konden bestaan in een gemeente, en mij dat ook had geschreven naar aanleiding van mijn ‘afscheid’, bij mij om te vertellen dat hij tot het inzicht gekomen was dat ik de hele tijd gelijk gehad had, waarmee hij bedoelde dat alleen de oude hermeneutiek ‘recht van spreken heeft’: je neemt de hele Bijbel serieus, je legt die niet zó uit als het in jouw straatje te pas komt (dat is waar nieuwe hermeneutiek – hoe je ook danst of huppelt en in wat voor bochten van welsprekendheid je je ook wringt – op neerkomt).

Ik hoop dat de getrouwe (maar o zo trage…) ‘herders’ eindelijk actie gaan ondernemen, anders moet ik het als ‘schaap’ samen met een stuk of wat andere ‘schapen’ zelf gaan doen – een ‘lekenopstand’. Sommige herders zullen dan ‘vanzelf’ wel meekomen… De goede volgorde lijkt me dat echter niet; er lopen al veel te veel ‘herders’ achter hun ‘schapen’ aan in plaats van ze te hoeden.

Maar ik doe nog wel Bijbelstudie, niet alleen voor/met mezelf, maar ook samen met andere mensen – vanwege Corona (een vorm van kwaad…) gaat dat via internet. We willen alle drie graag God dienen zoals Hij dat van ons vraagt. Zo kwam laatst ter sprake wie het kwaad in de wereld brengt. Doet God dat, of mogen we dat niet zeggen, en komt alle kwaad van de duivel? Geeft God de duivel de ruimte om kwaad te doen? Zie bijvoorbeeld Job 1 en 2. Voor sommige mensen is dat een essentieel verschil!

Maar ook al is dat voor jou een essentieel verschil, er staan toch heel wat teksten in de Bijbel die aangeven dat God zelf rampen over de wereld laat komen.

Soms zijn die rampen uitdrukkelijk bedoeld als straf, of als dwangmiddel, of als waarschuwing; de Zondvloed (Genesis 7 en 8), de Spraakverwarring (Genesis 11:1-9), de omkering van Sodom, Gomorra (Genesis 19:1-29) (en Adama en Zeboïm, maar niet Bela/Zoar, zie Genesis 14:2), de hongersnood tijdens de regering van David, zie 2 Samuel 21:1, de hongersnood tijdens de regering van Achab, zie 1 Koningen 17 en 18, en wat dacht je van het boek Openbaring? Lees maar eens vanaf hoofdstuk 5.

Soms komen rampen ‘zomaar’, en/of wordt er niet uitdrukkelijk aangegeven wie ze veroorzaakt, zie bijvoorbeeld Genesis 12:10, Exodus 4:11 (“Of wie maakt iemand stom, doof, ziende of blind? Ben Ik het niet, de HEERE?“), Ruth 1:1, Lucas 13:1-5.

Op 24 augustus was het 5 jaar geleden dat mijn vrouw overleed. Vrij kort daarna overleed een vriend die ik als ‘extra vader’ beschouw(de). Ik krabbel langzaam overeind uit een dal van depressie… Wie heeft deze rampen over mij (om het even bij mijzelf te houden) gebracht? Heeft de duivel dat gedaan, of God? Ik kom er hieronder op terug.

Soms komt het kwaad uit de koker van de satan (zie Lucas 22:3, Handelingen 5:3, 1 Tessalonicenzen 2:18), en soms geeft God hem uitdrukkelijk de ruimte, zie bijvoorbeeld de eerder genoemde hoofdstukken 1 en 2 van Job, en soms wordt het op verschillende plaatsen in de Bijbel verschillend beschreven, zie bijvoorbeeld 2 Samuel 24:1 en 1 Kronieken 21:1.

Soms komt kwaad uitdrukkelijk van God, zie bijvoorbeeld Amos 3:6  – “Of komt er kwaad in de stad voor zonder dat de HEERE dat doet?“. Dat is een retorische vraag, en die kan volgens mij niet worden ‘wegverklaard’ door te zeggen dat deze vraag specifiek bij deze context hoort; God laat Amos dit zeggen als iets vanzelfsprekends. Zie ook Jesaja 45:7 (“Ik … en schep het onheil.”) en Klaagliederen 3:37-38.

Een van de dingen die bij onze gezamenlijke Bijbelstudie naar voren kwam is dat volgens mijn gesprekspartners God altijd waarschuwt vóór een ramp. Ik was het daarmee niet eens, maar toen ik dan zo zonder voorstudie moest aangeven waarom niet, vond ik dat best wel lastig. Ik kwam wel een heel eind, vond ik zelf, maar de essentie heb ik niet geraakt, terwijl die in feite heel erg voor de hand ligt, en waarmee ons discussiepunt meteen geen discussiepunt meer is: kijk maar in Romeinen 1:18-20. Iederéén kan het weten!

Ik zou nog terugkomen op de rampen die mij zijn overkomen. Maakt het uit dat ik weet van wie ze komen? Eigenlijk niet… Ik haal mijn troost uit Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus, waar enkele Bijbelgedeeltes zó zijn samengevat:

Vraag 27:
Wat verstaat u onder Gods voorzienigheid?
Antwoord:
De almachtige en tegenwoordige kracht van God, waardoor Hij hemel en aarde, met alle schepselen, als met zijn hand in stand houdt en zó regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, eten en drinken, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede en alle dingen, niet bij toeval, maar uit zijn vaderhand ons ten deel vallen.

Wordt het daar makkelijker van? Dat is, denk ik, niet het goede woord. Ik weet dat ik God kan vertrouwen. Wat Hij zegt komt altijd uit. En Hij heeft mij en vele anderen een nieuwe aarde beloofd.

Laatste wijziging: 14 oktober 2020.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

^
Homepage

Tijdgebonden

“Groet elkaar met een heilige kus.” Dat, of iets wat er heel sterk op lijkt, kun je vinden in Romeinen 16:16, 1 Korintiërs 16:20, 2 Korintiërs 13:12, en 1 Tessalonicenzen 5:26. En Petrus schrijft iets vergelijkbaars in 1 Petrus 5:14. Hij heeft het over ‘een kus van de liefde’.

Laatst was ik bij een lezing, waar deze uitspraak aan het begin werd aangehaald. Ik had de indruk dat de spreker deze uitspraak enigszins belachelijk maakte (“Siberië”, “vol op de mond”). Later in zijn lezing maakte hij dat meer dan goed, vond ik, maar toch.

Je kunt uiteraard niet in een heel kort bestek uitleggen waarom wij nu elkaar geen heilige kus meer geven, maar je hoeft het daarom nog niet in het belachelijke te trekken. Een korte uitleg met een eventuele verwijzing was mijns inziens beter geweest.

Ik zet zelf de streep tussen wel en niet tijdgebonden bij de argumentatie van de schrijver (van het betreffende bijbelboek). Een paar voorbeelden van teksten/argumenten die ik niet als tijdgebonden zie.

Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. En niet Adam is misleid, maar de vrouw is, toen zij misleid werd, tot overtreding gekomen.

1 Timoteüs 2:13-14

Paulus verwijst hier naar de scheppingsorde, en naar de volgorde van de zondeval. Daar valt niets tegen in te brengen. Tenzij je denkt dat Adam en Eva niet werkelijk bestaan hebben, maar dan heb je een probleem met nog heel wat meer bijbelgedeeltes (bijvoorbeeld Romeinen 5:12-21, Judas 1:14).

Daarom moet de vrouw een teken van gezag op het hoofd hebben, omwille van de engelen.

1 Korintiërs 11:10

Hier wijst Paulus op de engelen. Voor een verklaring van dit vers, zie bijvoorbeeld “Een macht op het hoofd“. Ook hier valt niets tegen in te brengen. Ik kom er hieronder nog op terug.

En “Groet elkaar met een heilige kus.” dan?

En “Ik wil dan dat de mannen op alle plaatsen bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en meningsverschil.” (1 Timoteüs 2:8)?

Waarom zouden we dat niet letterlijk opvatten?

Lees eens “DE HEILIGE KUS – TIJDGEBONDEN?“, en “Uiterlijke gebedshouding“, en “Mannen geen ruzie; vrouwen rustig“.

Ik ben niet eigenwijs. Mijn manier is gewoon beter!Zie je het verschil tussen de verschillende voorschriften? Waarom je het ene wèl moet volgen zoals het er staat, en het andere niet letterlijk? Dan heb ik waardering voor je, er zijn namelijk heel wat predikanten die het niet zien. Die zelfs de spot drijven met dat we bijvoorbeeld “met opheffing van heilige handen” niet letterlijk opvatten, en wat Paulus beargumenteert met 1 Timoteüs 2:13-14 wel. Daarmee menen ze dan de zaak van vrouwen die graag in het ambt van predikant of ouderling willen ‘dienen’, te dienen (…). En helaas trappen veel mensen erin, we zijn over het algemeen geen navolgers van de Bereërs (Handelingen 17:11); wat de voorganger zegt wordt vaak klakkeloos aangenomen, vooral als het aangenaam in het gehoor ligt.

Ik zou nog terugkomen op 1 Korintiërs 11:10. Ik denk dat het verstandig is dat je een groter gedeelte leest: de verzen 2-16. In veel gemeenten hebben de vrouwen bij het bidden in de kerk geen hoofddeksel meer op. En dat, terwijl de argumentatie “omwille van de engelen”, niet op tijdgebondenheid wijst. Dus… waarom draaien we onze verkeerde gewoonten niet terug?

ik vraag me zelfs af of we in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt de huidige ellende (rond vrouwen die in het ambt van predikant of ouderling willen) zouden hebben, als we dit gebod van Paulus gehoorzaamd hadden.

Mocht je behoefte voelen om, net als de hierboven ter hoogte van het plaatje genoemde predikanten, te spotten met het serieus nemen van het Woord van God, weet dan dat ik niet schuldig ben aan jouw misbruik van de Schrift; ik heb je namelijk gewaarschuwd. Zie bijvoorbeeld Ezechiël 3:19. En besef dat niet alleen ik, maar ook voorgangers rekenschap moeten afleggen, zie bijvoorbeeld Hebreeën 13:17. Ben je voorganger? Leid dan je gemeente achter Jezus aan! (Zie ook Joas, koning van Juda.)

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 9 november 2019.

^
Homepage

God wil het!

Deze ‘kreet’ wordt meestal geassocieerd met de Kruistochten, zie Wikipedia.

Tegenwoordig achten wij onszelf daar wel boven verheven. Toch?

En toch(!) is zeggen dat God iets wil, terwijl je dat (alleen) zèlf wilt en niet eens weet of God het wel wil, iets van alle tijden, en daar hoort ’tegenwoordig’ bij.

Maar er gebeurt toch niks buiten Gods wil om? Dus…

Voel je ‘m al? Nog niet? Lees dan Genesis 4:1-16. Nog niet? Dan moet je het maar eens aan iemand vragen. Er zijn vast mensen die begrijpen waarom ik dit zo geschreven heb.

In Numeri 16 gaat het over de opstand van Korach, Datan en Abiram. Zij denken Gods wil inzake het leiderschap over Zijn volk te kennen. Zie eventueel ook mijn stukjes … en alle mensen die Korach toebehoorden … en De aarde opende haar mond en verzwolg hen …

Als je Numeri 22-24 leest krijg je de indruk dat Bileam zich houdt aan wat God wil. Dat zegt hij immers meerdere keren? Zie bijvoorbeeld Numeri 22:18, 38, 23:12. Maar het feit dat hij, bij het herhaald verzoek van Balak om te komen, vraagt of de gezanten willen blijven overnachten, zodat hij kan vernemen wat de HEER hem te zeggen heeft (Numeri 22:19), geeft al wel te denken. Bij de eerste keer wist hij toch al dat de HEER niet wilde dat hij Israël zou vervloeken? En uit onder andere Numeri 31:16 weten we dat Bileam Balak nog een ’tactisch’ advies heeft gegeven voordat hij weer naar huis ging. Voor hoe dat advies uitpakte: zie Numeri 25.

Overigens denk ik dat veel christenen Gods reactie op het overspel en de afgoderij van het volk buitensporig vinden; als jij daar ook bij hoort, denk er dan nog eens goed over na; en mocht je er dan nog steeds zo over denken, lees dan eens Jesaja 29:16, en Romeinen 9, in het bijzonder de verzen 20 en 21.

Terug naar Bileam. Zegt dit gedrag van Bileam ons (ook) iets over ons bidden? Lees eens 1 Johannes 3:22 en 5:14. Aandringen mag – zie bijvoorbeeld Matteüs 7:7-8, Efeziërs 6:18, Filippenzen 4:6, Kolossenzen 1:9, 1 Tessalonicenzen 3:10, 5:17 – maar dus wel onder voorwaarden. Gezien wat in Efeziërs 6:18, staat? – “in de Geest”; dat vind je ook terug in bijvoorbeeld Judas:20. Als het nog niet duidelijk is, lees dan bijvoorbeeld We hebben ervoor gebeden.

Maar tot nu toe hebben we nog niet gelezen dat iemand z’n eigen mening verdedigde met ‘God wil het’…

Het is ook wel voorgekomen dat God niet geraadpleegd werd, terwijl het verstandiger was geweest als men dat wel had gedaan, zie bijvoorbeeld Jozua 9 en 2 Samuel 21:1-14. Maar in dat laatste gedeelte wordt God toch geraadpleegd, al is het pas na 3 jaar hongersnood? Inderdaad, maar David legt zijn ‘oplossing’ niet eerst aan God voor.

In 1 Samuel 24:5 zeggen Davids mannen tegen hem dat het Gods wil is dat hij Saul doodt. David wijst dit af, zie vers 7. Iets vergelijkbaars gebeurt in 1 Samuel 26:8; ook hier wijst David het af.

Later, als David zelf koning is, wil hij de ark van God naar Jeruzalem overbrengen; dat is op zich niet tegen Gods wil… Lees 2 Samuel 6 voor het hele verhaal. Maar David had moeten navragen bij de priesters hoe dat ook alweer moest, de ark vervoeren. Als je dat zelf ook niet meer weet, zoek dat dan maar even op.

Waarom je dat zou moeten opzoeken? Daar heb je nu toch niks meer aan? Nee, want de ark is er, voor zover wij weten, niet meer. Maar je kunt wel lezen dat als God ergens iets over heeft gezegd, je je daaraan moet houden. En dat is nog steeds zo; het kan geen kwaad jezelf daar af en toe aan te herinneren. Zelfs de liefde kent regels van God, zie bijvoorbeeld 1 Johannes 5:2-3.

In Handelingen 2 kun je lezen over de uitstorting van de Heilige Geest. Wat dat met het onderwerp te maken heeft? Dat kun je vast wel raden.

Veel mensen zeggen -tegenwoordig-  dat de Geest iets wil, of dat de Geest ze iets ingegeven heeft. Neem van mij aan, en ik heb het uit de Bijbel, dat de Geest je niets zal ingeven dat in strijd is met het Woord (dat is Christus, zie Johannes 1:1-14); God is niet in Zichzelf verdeeld. Dus, om het concreet te maken voor wat in deze tijd nogal veel speelt: voel je roeping tot iets waarvan je weet dat dat volgens de Bijbel niet kan, of waarvoor je de Bijbel in onwaarschijnlijke bochten moet wringen, vraag je dan eens af van welke geest die roeping komt.

Is God dan niet in staat met een kromme stok een rechte slag uit te delen? Natuurlijk wel, maar waarom zou jij er bewust voor kiezen zo’n kromme stok te willen zijn?

En bedenk welk effect het op ‘onze kinderen’ heeft, als wij bepaalde delen van Gods Woord zonder Bijbelse reden aan de kant schuiven. Suggereer ik nu een hiërachie in Bijbelteksten? Ik suggereer niks, ik geef alleen aan dat het ‘gewoon’ zo is; lees maar eens Waarop baseer je je?.

Jezus wilde de wil van God doen, en heeft dat gedaan; zie bijvoorbeeld Johannes 7:14-18.

Hij heeft Zijn leven voor de wereld gegeven (Johannes 3:16). Wij krijgen het resultaat daarvan gratis aangeboden (zie deze Visjeposter). Laten we zó leven dat Jezus’ offer niet voor niks is geweest.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.

^
Homepage

… onderzochten dagelijks de Schriften om te zien of die dingen zo waren.

Dat deden de inwoners van Berea, die van Paulus en Silas het Woord gehoord hadden, zie Handelingen 17:11.

En dat is heel verstandig, want we moeten alle dingen onderzoeken, het goede behouden, en ons van elke vorm van kwaad onthouden (1 Tessalonicenzen 5:21-22).

Helaas gebeurt dat tegenwoordig steeds minder. Wat gebeurt steeds minder, dat we ons niet inlaten met slechte zaken?

Inderdaad, want dat is het gevolg van de dingen niet beproeven. Dan weet je ook niet wat goed is, en wat je dus moet houden, en je weet niet wat slecht is, en waar je dus niks mee te maken moet willen hebben.

Een aantal jaren geleden werd bij ons een preek gelezen van een predikant die doctor is in de theologie; van hem zou je dus mogen verwachten dat hij weet waarover hij het heeft. Eén van de dingen in de preek was dat wij sommige teksten tegenwoordig anders mochten opvatten dan vroeger, zie Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen. Volgens deze predikant zou het evangelisatiewaarde hebben als je (als jongere) verkering kreeg met iemand van buiten de kerk. Dat geldt dan, denk ik, alleen voor jongeren, want als ik in 1 Korintiërs 7:39 kijk lees ik dat als een weduwe wil hertrouwen, ze dat ‘in de Heer’ moet doen. Zou het niet een beetje merkwaardig zijn dat een jong iemand, met weinig levenservaring, wel verkering kan nemen met iemand van buiten de kerk, terwijl een ouder iemand, die al een huwelijk achter de rug heeft, dringend aangeraden wordt om ‘in de Heer’ te trouwen?

Dit was bedroevend weinig mensen opgevallen.

Een tijd geleden is er een congres geweest over man, vrouw en ambt. Een presentatie die je destijds – maar inmiddels niet meer – kon downloaden van een nog steeds bestaande website (Zonen en dochters profeteren) heb ik besproken in … en kon zelfs zijn dochters verkopen; in die bespreking heb ik een aantal punten aangegeven waarbij de presentator nogal slordig omsprong met teksten en vertalingen, en soms zelfs op een nogal opzichtig domme manier hem welgevallige conclusies trok uit bepaalde Bijbelteksten.

Dit was kennelijk niemand van de congresgangers opgevallen.

Maar ja, als je doel al vaststaat, luister je niet meer zo kritisch naar de argumenten; dan is vrijwel alles goed… Lees maar eens Jeremia 44:15-17… Zie je wat toen en nu aan elkaar klinkt?

Als je niks natrekt in de Bijbel van wat je verteld wordt, wat komt er dan op deze manier terecht van je geloof? Je zult het niet geloven, maar ik geloof dat er op deze manier steeds minder terecht komt van je geloof.

Kijk maar eens naar het voorbeeld van Achab, over wie ik nog niet zolang geleden een stukje geschreven heb. En dan bedoel ik in het bijzonder wat er gebeurt aan het eind van zijn leven. De profeet Micha legt exact uit hoe een geest namens God de koning misleidt; Achab weet dat Micha de waarheid spreekt, en toch luistert hij niet. En dus sterft hij in de strijd (zie 1 Koningen 22:1-40).

Maar Achab was toch niet gelovig? Nee…

Liever iets dichterbij? Neem het voorbeeld van Salomo. Een gelovige, wijze koning; maar wat deed hij tegen het einde van zijn leven? Toen werd hij, zoals we dat nu zouden noemen, een ruimhartig man; maar hij was toen geen man meer naar Gods hart; zie 1 Koningen 11.

Nog niet dichtbij genoeg? Judas Iskariot had zelfs wonderen mogen doen… zie Marcus 6:7-13.

Nog steeds niet dichtbij genoeg? Kijk eens om je heen binnen je gemeente. Geloven je broers en zussen nog in God, of geloven ze vooral in zichzelf? Willen ze God dienen op de manier zoals Hij dat wil, of moet God genoegen nemen met de manier waarop zij Hem(?) willen dienen?

Nog wat dichterbij? Kijk eens naar jezelf!

Ga dat Woord onderzoeken, of blijf het onderzoeken; luister kritisch, niet om voorgangers af te kraken, maar om ze bij het Woord te houden. De tijdgeest trekt enorm aan onze voorgangers; laten we voor ze bidden (lees bijvoorbeeld Bid voor uw voorganger). Maar als blijkt dat ze wolven in schaapskleren zijn, luister dan niet meer naar ze (zie bijvoorbeeld Matteüs 7:15). Misschien moet je wel zover gaan als Paulus met Hymeneüs en Alexander gedaan heeft.

Maar hopelijk komt het niet zover. Bid daarvoor! Zie Klaagliederen 3:40-41.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

… Filioque …

Filioque?

Dat komt uit de latijnse versie van de geloofsbelijdenis van Nicea, en het betekent letterlijk ‘en de Zoon’. Kijk hier op Wikipedia voor meer informatie.

Zoals je in het genoemde artikel op Wikipedia kunt lezen is er flink ruziegemaakt over dit stukje tekst. Deze ruzie werd in 1054 op de spits gedreven. Bijna 400 jaar later gaf de ‘westerse’ kerk toe dat het conflict eigenlijk nergens over ging, maar pas in 1965 is de ruzie ‘bijgelegd’, dus na ruim 900 jaar.

De discussie ging erover of de Heilige Geest, van Wie we de uitstorting vandaag, op Pinksteren, herdenken, alleen van de Vader uitgaat, of van de Vader en de Zoon.

Hieronder heb ik een aantal teksten uit de Bijbel neergezet, die ik gevonden heb met een zoekopdracht op de site van de Herziene StatenVertaling (gezocht op ‘Geest’, met de onderdelen ‘Zoeken naar hele woorden’, ‘Zoeken in het Oude Testament ‘en ‘Zoeken in het Nieuwe Testament’ aangevinkt). Kijk zelf maar of het de moeite waard was om dit op de spits te drijven; en als je méér teksten wilt zien, voer dan (bijvoorbeeld) zelf de hierboven genoemde zoekopdracht uit.

Jesaja 11:2
Jesaja 61:1
Matteüs3:16
Matteüs 12:18
Lucas 3:22
Lucas 4:18
Lucas 11:13
Johannes 1:32
Johannes 3:34
Johannes 14:16
Johannes 14:26
Johannes 15:26
Johannes 16:7
Handelingen 2:33

Voor zover ik kan bekijken is er geen aanleiding om te zeggen dat de Heilige Geest van de Vader en de Zoon uitgaat. Als je de teksten bestudeert, wijzen die er volgens mij op dat de Heilige Geest van de Vader uitgaat; en dat de Vader Hem aan de Zoon geeft, en de Zoon Hem dan weer aan ons geeft, of dat de Zoon de Vader om de Heilige Geest bidt, die dan in ons komt. Dus wat mij betreft heeft de oosterse kerk gelijk.

Ik heb me eerder weleens afgevraagd of het van belang zou zijn voor mijn geloof, of ik wel of niet ‘filioque’ belijd; ik krijg steeds meer de indruk dat het niet toedoet of afdoet aan mijn geloof, en ik heb niet de indruk dat God het belangrijk vindt dat ik er een standpunt over inneem; zoals ik al heb aangegeven staat het er gewoon niet. Maar ik denk niet dat mensen die wèl geloven dat de Geest ook van de Zoon uitgaat de kerk uit moeten.

Wat ik overigens merkwaardig vond: toen ik dit samen met een goede bekende aan het uitzoeken was, viel ons op dat ook in de geloofsbelijdenis van Athanasius er een stukje aan gewijd wordt, namelijk artikel 22. Daar staat: “De Heilige Geest is door de Vader en de Zoon niet gemaakt of geschapen of voortgebracht, maar Hij gaat van Hen uit.”. Ik heb verder niet meer gezocht hoe ‘en de Zoon’ – al is het dan in andere woorden – in deze belijdenis terechtgekomen is.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Voor de schuld van de ouders…

Voor veel kerkgangers zijn dit heel bekende woorden, ze staan in Exodus 20:5b-6. In veel kerkdiensten op zondagmorgen worden ze voorgelezen, want ze maken onderdeel uit van de tien woorden die God op de stenen platen schreef.
Maar wat doen die woorden daar, en waarop hebben ze betrekking? Wie zijn die ouders?

Deze woorden worden wel getypeerd als “Bedreiging en belofte”.

In de afgelopen maanden is in kerkdiensten die ik meemaakte door verschillende predikanten een opmerking gemaakt bij de  passage die met deze woorden begint tijdens het voorlezen van de wet.

Er werd bijvoorbeeld gezegd dat God de kinderen bezoekt, dus opzoekt, en naar bevind van zaken zal handelen. Een ander zei iets vergelijkbaars, dat er in een oudere vertaling staat dat God bezoekt en dus op bezoek komt bij die kinderen om hun houding tegenover Hem te beoordelen.  Bij navraag blijkt dat hij bedoelt dat de kinderen niet willoos slachtoffer zijn van de zonde van hun (voor)ouders en dat er ouders zijn van kinderen die de kerk en het geloof in God vaarwel hebben gezegd die zich deze tekst heel erg aantrekken.

Ter vergelijking hieronder de teksten van NBV, HSV en Nieuwe Vertaling (NBG ’51) van Exodus 20:5b-6.

NBV:
Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; 6maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht.

HSV:
Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, 6maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen.

NBG ’51:
… want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, 6en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.

Nu is de vertaling van de NBV voor een lezer nog wel te volgen, maar voor een luisteraar kan deze passage een heel andere lading krijgen.
Die ‘ze’ in ‘wanneer ze mij haten’ (NBV) zijn dat nu die ouders of die kinderen? Je kunt met deze woordkeus beide kanten op, en je hebt echt andere vertalingen nodig om duidelijk te krijgen wat er bedoeld wordt.

Ik vind de vertaling van de NBV dus niet echt gelukkig gekozen. maar de draai die deze voorgangers aan de tekst geven met een  verwijzing naar de vertaling NBG ’51 vind ik allerminst bevredigend.
Waarom? Dat zal ik proberen uit te leggen.

De verwijzing naar bezoeken als “opzoeken om te inspecteren” begrijp ik wel, maar die doet toch geen recht aan wat er in de vertaling NBG ’51 staat.
Er staat niet, zoals deze voorgangers stellen, ‘Ik … die de kinderen bezoek… ‘ maar ‘Ik … die de ongerechtigheid … bezoek aan de kinderen …’ .

Het verschil in betekenis zit in dat voorzetsel ‘aan’.
Het ‘bezoeken aan’ heeft een dreigende lading die door deze voorgangers volledig genegeerd wordt. Of dat komt door onzorgvuldig lezen en associëren of door iets anders weet ik niet. Hoe dan ook, ik had iets meer gevoel voor taal of uitzoekwerk verwacht.

Het woord ‘bezoeken’ heeft in de loop van de eeuwen heel wat betekenissen gehad, waarvan sommige naar de achtergrond zijn verdwenen. Het Woordenboek der Nederlandse Taal geeft een overzicht van de betekenis die Nederlandse woorden in de loop van de geschiedenis hebben gehad. Bij bezoeken staat als 7e betekenis “Iemand of iets bejegenen met bewijzen van ongenade, hem met rampen treffen, hem voor zijne zonden straffen; thans meest nog in het passief.

Bezoeken betekent hier dus straffen, met rampen treffen. Omdat er staat “Die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen” komen die rampen dus niet terecht bij degenen die God niet de eer geven die Hem toekomt en Hem op eigenwillige manier vereren, maar juist bij hun nageslacht.

Laat ik voorop stellen dat ik het zeker waardeer wanneer er troost geboden wordt aan mensen die onterecht moeite hebben met een gedeelte uit de Bijbel. Een vertaling die aanleiding geeft tot het verkeerd begrijpen van een tekst heeft zeker toelichting nodig.

De bewering dat kinderen niet willoos slachtoffer zijn van de zonden van hun voorouders is een lijn die heel sterke papieren heeft. In Deuteronomium 24:16 verbiedt God dat kinderen gestraft worden om de zonden van hun ouders, en in Ezechiël 18:1-4 staat dat alleen wie zondigt sterven zal.

Maar hoe moeten we dan duiden dat de nakomelingen van Datan en Abiram wel gedood worden wanneer ze met hun vaders door de aarde verzwolgen worden omdat Datan en Abiram met Korach tegen Mozes in opstand zijn gekomen (Numeri 16). René heeft hier al eens meer over geschreven.
En ook worden de Judeeërs in ballingschap weggevoerd vanwege de zonden van de generaties voor hen (2 Kronieken 36:21 ; Jeremia 26). Hoe kan dat dan?

In de eerste twee geboden van de tien woorden geeft onze God bepalingen over hoe Hij gediend en geëerd wil worden.

Calvijn vat ze in zijn Institutie zo samen (Boek 2, Hoofdstuk 8):

    God wil

  1.  dat we hem zuiver dienen en dat ons beeld van Hem niet vertroebeld of verduisterd wordt door ongeloof of bijgeloof (§16);
  2.  dat we ervan doordrongen zijn dat we Hem niet kunnen afbeelden en hem ook niet kunnen dienen door Hem eigenschappen van schepselen of menselijke maaksels toe te schrijven (§17).

In de Heidelbergse Catechismus wordt geen aandacht gegeven aan deze woorden. In de Westminster Larger Catechism wordt wel aandacht gegeven aan deze woorden in vraag 110. In de vertaling van ds. G. van Rongen op pag. 111:

Vraag: Welke gronden zijn er aan het tweede gebod toegevoegd om het kracht bij te zetten?

Antwoord: De gronden die aan het tweede gebod zijn toegevoegd om het kracht bij te zetten vervat in de woorden: “Want Ik, de HERE, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.” (Exodus 20:5-6). Behalve Gods soevereiniteit en zijn eigendomsrechten over ons (Psalm 45:12; Openbaring 15:3-4) zijn ze dus: zijn brandende ijver ten aanzien van zijn eigen eredienst (Exodus 34:13-14), en zijn wrekende verontwaardiging over alle valse eredienst als geestelijke hoererij (1 Korintiërs 10:20-22; Jeremia 7:18-20; Ezechiël 16:26-27; Deuteronomium 32:16-20). Hij rekent degenen die dit gebod breken tot haters van Hem en dreigt hen te straffen tot in verschillende geslachten (Hosea 2:1-3). Maar Hij waardeert wie het in acht nemen als mensen die Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden, en belooft hun barmhartigheid tot in vele geslachten (Deuteronomium 5:29).

Calvijn stelt in §19 dat de haat tegen God juist gevolgen heeft als een voortetterende wond.

De bedreiging is dus gericht aan mensen die God haten, die Hem willens en wetens niet dienen zoals Hij dat wil. Het zijn mensen die niet bij het verbond met God willen horen, die niet in de kerk willen zitten, of juist alleen maar op hun eigen manier zonder te buigen voor Gods Woord. Ook daarvan kun je je bekeren, maar als je dat niet doet, in de zonde blijft liggen of er steeds weer naar terugkeert, dan is er de aanzegging van de gevolgen. In Ezechiël 18 maakt God de Heer duidelijk dat de zondaar verantwoordelijk is voor zijn eigen daden, maar dat hij met zijn slechte daden wel een slecht voorbeeld aan zijn kinderen geeft. Er is een gezegde ‘Goed voorbeeld doet goed volgen’, maar de realiteit is dat een slecht voorbeeld nog veel gemakkelijker gevolgd wordt. Tegelijk zijn die kinderen zelf geroepen tot het volgen van God, maar als de opvoeding daarin tekortschiet dan heb je de nadelige gevolgen wel sneller te pakken.

De Westminster stipt Gods soevereiniteit al aan. Ik denk dat daar ook de sleutel ligt voor de vraag of kinderen wel de straf moeten dragen voor de zonde van hun ouders. Je kunt aan twee lijnen denken.

  1.  God is soeverein, Hij hoeft zich niet te houden aan wetten die Hij aan mensen geeft voor de verhoudingen tussen mensen.  Als onze God in zijn soevereiniteit beslist dat Hij anders wil handelen wanneer het niet gaat om een misdaad tegen een volksgenoot, maar om een misdaad tegen de Heilige God, dan heeft Hij daartoe het volste recht.
  2. God straft niet zozeer die kinderen, maar laat de zondaar voelen hoe erg de gevolgen van zijn zonde zijn. Dat doet God misschien ook wel in het leven van de zondaar zelf, maar zeker in de gebrokenheid van het leven van die kinderen. Elke dag dat hij zijn nageslacht ziet wordt de zondaar die zich willens en wetens van God afkeert dan geconfronteerd met de gevolgen van zijn eigen zondige gedrag.

Moeten we dan gaan sleutelen aan de verwoording van deze tekst? Ik ben ervan overtuigd dat goed lezen al heel veel helpt.

Dat mensen zich van God af kunnen keren is helaas wel de realiteit. Dat ligt niet aan Gods onmacht, maar aan onze eigen zondige aard (Dordtse Leerregels III/IV art.9). Wij zijn van nature geneigd God en onze naaste te haten. Aan deze mensen, die binnen de kring van het verbond zich van God afkeren, is de bedreiging dan ook gericht dat ze de gevolgen van hun keuze zullen meemaken.

Maar…  God houdt ook maat in zijn straf. Waar zijn zegen overvloedig is tot ver buiten het zicht van degene die Hem liefheeft en zijn geboden onderhoudt, is de straf voor hem die God haat beperkt tot aan zijn achterkleinkinderen, een generatie die menselijkerwijs binnen het mogelijke blikveld van de zondaar ligt. Die zondaar wordt dus gestraft in het verdriet dat hij over zijn nageslacht heeft, merkbaar in de generaties na hem die hij zelf menselijkerwijs mee kan maken.

Het contrast in de belofte die erop volgt is dan ook nog mooier. God belooft zijn genade tot in de duizendste generatie aan mensen die Hem willen dienen (1000 keer ongeveer 25 jaar….). Hoe dat te rijmen valt met gedoopte mensen die binnen de gemeente zijn opgegroeid en toch besluiten om hun leven in te richten zonder God daarin een plek te geven? Ik denk dat dat ook genade is, dat je mag leren aanvaarden dat Gods wegen voor ons verborgen zijn, en dat Hij ons geen kalme reis heeft beloofd, maar wel een behouden aankomst.

Wanneer gelovigen in de kerk zich aangesproken menen te moeten voelen door de bedreiging, hoef je daarom helemaal niet te gaan sleutelen aan de zwaarte van deze woorden. Maak helder aan wie deze bedreiging gericht is!
Wie gelooft, merkt dat dat met vallen en opstaan gepaard gaat. Toch zet een gelovige zich in om in zijn/haar leven God te eren en weet dat hij/zij afhankelijk is van de genade in Christus.  Deze gelovige hoeft zich niet aangesproken te voelen door deze dreiging. Deze bedreiging is namelijk niet aan zijn adres gericht.

Ik merk zelf ook dat juist de twijfel (heb ik het wel goed gedaan…) gevoed kan worden door de pijn van gemeenteleden die besluiten om God buiten te sluiten in hun leven. Die merk ik wanneer ik denk aan oud-catechisanten, kinderen uit de familie en de Familie.  Tegelijk vertrouw ik op Gods grote genade, want Hij heeft bij hun doop Zich aan hun leven verbonden. In al deze gevallen geldt “zo lang er leven is, is er hoop” (op bekering). Gebed voor al deze mensen, jong of oud, blijft onze opdracht.

En die twijfel, of die bedreiging aan jou als gelovige gericht is, zou je die twijfel, die onzekerheid ook als aanvallen van Satan kunnen zien die ons een ongemakkelijk gevoel wil geven bij de rechtvaardigheid van God? Dit lijkt mij een heel verdedigbare positie, die ook houvast biedt, want we staan er in die strijd niet alleen voor!

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

God heeft een blijmoedige gever lief

Deze tekst (uit 2 Korintiërs 9:7) heb ik gekozen om het over collectes in de kerk te hebben – dus niet over de goede-doelen-collectes die thuis aan de deur komen. Wees niet bang, de tekst is niet alleen maar een ‘kapstok’.

Wees er overigens op bedacht dat ik af en toe een zijsprong maak, naar een naastgelegen onderwerp dat ik ook erg belangrijk vind.

In 2004 is Adriaan Soetevent gepromoveerd op het onderwerp “Economische beslissingen onder invloed van de drang om ‘erbij te horen’”. Hiervoor heeft hij onder andere onderzoek gedaan naar kerkcollectes in een gesloten zak en in een open mandje. De opbrengst met een open mandje blijkt tien procent hoger. (Nieuwspagina over dit onderzoek.)

Dit onderzoek is al van enige tijd geleden. Hoe zit het nu? Het valt mij op dat tegenwoordig steeds minder mensen het een probleem vinden om de collectezak (die gebruiken we bij ons in de kerk) door te geven zonder er iets in te stoppen. Vroeger zat daar voor die mensen, en tegenwoordig zit daar voor een heleboel andere mensen nog steeds, een soort psychologische dwang achter: je kunt een collectezak niet laten passeren zonder er iets in te stoppen. Daarom hebben we, denk ik, bij ons twee collectes per dienst per zondag, en soms, voor een bijzonder doel, wel eens een deurcollecte (dat is dan nummertje drie). (Wellicht ten overvloede: bij een deurcollecte komen ‘ze’ niet bij de deuren langs, maar staan ‘ze’ met een collectezak bij de uitgang van de kerk.)

Of ‘de psychologie’ nou wel zo’n goede basis is voor (het aantal) collectes? Als je alleen naar de opbrengst kijkt misschien wel. Ik kom er hieronder nog op terug.

Waar komt het idee van collecteren in de kerk vandaan? Uit de Bijbel, zul je zeggen, maar ik weet zo niet precies waar. Zo verging het mij ook, dus ik heb enkele dingen opgezocht en uitgezocht.

Na een inleiding in 2 Korintiërs 8 komt Paulus in hoofdstuk 9 op het onderwerp “de collecte voor Jeruzalem”.

In zijn eerdere brief, in hoofdstuk 16:1-3, had hij de Korintiërs al voorbereid.

Hoe ga je met zo’n oproep van Paulus om? Daar wist men kennelijk toen wel weg mee, zie alle moeite die Paulus doet om de Korintiërs het een en ander duidelijk te maken, maar ook nu weet men dat wel, kijk maar eens hier; ik vind dit een typische manier om je verantwoordelijkheid te ontlopen (ook al is het zogenaamd ‘leuk’ bedoeld) dus als je geen zin hebt om het te lezen, laat het dan vooral. Mag je dan niet kritisch zijn? Natuurlijk wel! Als Paulus met een heel ‘circus’ van personeel et cetera naar Korinte zou komen, en dus zelf ruimschoots voldoende ’te makken’ zou hebben om in z’n eentje iets voor Jeruzalem te doen, maar in plaats daarvan zelf een deel van de collecte zou opeisen, heb je wel enig recht van spreken. Vertaald naar nu: schijnheilig vind ik de mensen die voor een charitatieve instelling werken voor een salaris van meer dan € 100.000 en die bij jou komen bedelen of je toch alsjeblieft wat voor hun goede doel wilt geven. Bij dat soort lui denk ik: laat zèlf maar eens zien waarom je voor die instelling werkt. Maar gelukkig zijn er, als je dit soort lieden uitsluit, nog een heleboel instanties over waaraan je kunt geven.

Voor het vervolg ga ik ervan uit dat je een blijmoedige gever bent. Ben je dat niet, dan was lezen tot hieraan toe sowieso al jammer van je tijd.

Waarvoor worden de gaven die Paulus bedoelt gevraagd? Niet voor de eigen gemeente. En wat doen wij? “De eerste collecte is voor de kerk, en de tweede collecte …

Voor het onderhoud van kerkgebouw, pastorie, bijgebouwen, voor het salaris (’traktement’) van de predikant, et cetera, zouden we niet de collectes moeten gebruiken. Daar hebben we het mooie systeem van de Vaste Vrijwillige Bijdrage (VVB) voor.

Voor wie niet weet wat Vaste Vrijwillige Bijdrage is, heb ik even gekeken of er iets over op Wikipedia staat. Tot nu toe niet, ondanks mijn eigen financiële bijdrage aan die nuttige instantie … 🙂 Dus daarom een korte uitleg: ‘Vast’ staat voor het op regelmatige basis (periodiek) betalen van een gedurende bepaalde tijd onveranderlijk bedrag (mocht je dat bedrag, om wat voor reden dan ook, moeten verlagen, laat het dan even aan de boekhoud(st)er van je kerk weten!), ‘Vrijwillig’ staat voor dat je zèlf de grootte van de ‘Bijdrage’ bepaalt. Dat laatste is niet (helemaal) waar, want als je ruim genoeg (van God gekregen) hebt en je draagt niet naar vermogen bij aan je gemeente, heb je op z’n minst gebrek aan betrokkenheid. Tegenwoordig hebben veel mensen de mond vol over liefde, maar, als je, zoals ik al aangaf, genoeg hebt, kun je hiermee concreet laten zien of die liefde ook inhoud heeft. Denk maar eens aan de uitspraak van Jezus, dat we niet God èn Mammon kunnen dienen (Matteüs 6:24, Lucas 16:13). Je bent zèlf verantwoordelijk voor hoeveel je geeft, daarbij is het niet de bedoeling dat je naar een ander wijst die (ook) weinig of niks geeft. Als je wèl genoeg hebt, maar niet genoeg geeft, ben je bovendien financieel ook nog eens een blok aan het been van je gemeente (past deze manier van formuleren bij 1 Korintiërs 12:12-31?), omdat er wèl zogenaamde quota (zie bijvoorbeeld GKV Financiën en beheer) moeten worden afgedragen. En, ook al zou ik dat misschien niet zo moeten voelen, ik vind het een probleem om dat voor wanbetalers te moeten doen. Ik heb er absoluut geen probleem mee om dat voor mensen te doen die niet zo veel hebben. Maar ik denk dat met een blijmoedige gever iemand bedoeld wordt die ongeacht wat andere mensen doen en naar wie zijn bijdrage uiteindelijk toegaat gewoon geeft.

Maar als er met die Vaste Vrijwillige Bijdrage niet genoeg binnenkomt? Nou, daar hebben de meeste gemeenten een Commissie van Beheer (CvB) voor. Die gaat bij de mensen langs (dat gebeurt meestal niet, maar dat zou dus wel moeten) om ze aan te sporen hun kerkelijke bijdrage te betalen. Levert dat onvoldoende reactie op, dan kunnen de CvB-leden de diakenen vragen eens bij het betreffende adres langs te gaan en te polsen of er financiële nood is (als die dat al niet gedaan hebben); blijkt dat dan niet zo te zijn, en wordt er nog steeds niet voldoende gegeven, dan zou(den) (de) ouderling(en) eens langs kunnen gaan om te zien of er misschien een probleem met de betrokkenheid (liefde!) is (zie ook Armen). In veel kerken laat men de diakenen ‘achter de VVB aan zitten’. Principieel deugt dat niet, vind ik. Diakenen zijn er om de mensen te troosten en te helpen, en om ze aan te sporen andere mensen te troosten en te helpen, en zij moeten dus niet achter de bijdragen voor onderhoud van predikant, gebouw et cetera aan hoeven. Waarom gebeurt het dan zo? Ik denk dat de managers onder de ouderlingen en de CvB-leden het niet willen doen (misschien omdat ze dan eerst wat zelfonderzoek zouden moeten doen voor wat betreft hun geefgedrag?), en de praktische mensen in die groepen het niet zo goed kunnen, en ja, de managers onder de ouderlingen kunnen wèl beslissen dat de diakenen het moeten doen… De zoveelste reden waarom je wèl leiders, maar geen managers onder je ouderlingen moet (willen) hebben. “De belangrijkste taak van een leider is vertrouwen wekken. Het vermogen om dit te doen onderscheidt de manager van de leider.” (Stephen M.R. Covey, ‘De snelheid van vertrouwen’).

Maar ja, de psychologie… er komt nou eenmaal minder binnen als je niet voor de kerk (je eigen gemeente, dus) collecteert en alle kerkelijke bijdragen via de VVB verwacht.

Ik vraag me wel eens af of de reden waarom je iets doet een negatieve invloed op het resultaat kan hebben. Een voorbeeld. Onze overheid heeft jaren geleden een heffing ingesteld voor zogenaamde datadragers (zie Protest tegen nieuwe kopieerheffing op datadragers). Waarom? Omdat er zoveel illegaal gedownload wordt, en de betreffende industrie daardoor tekort komt (alsof daar überhaupt kans op is). Met andere woorden: koop je een nieuwe computer, dan betaal je meteen voor de diefstal die de overheid verwacht dat je gaat plegen. Veel mensen vinden dan ook dat ze, nu ze die heffing betaald hebben, ook wel een filmpje mogen downloaden. En, eerlijk gezegd, vind ik dat een logische gevolgtrekking. Maar dat vindt de industrie uiteraard niet. Op tweakers.net vond ik (ook) dit bericht van 21 december 2017 over schikkingsvoorstellen die aan illegale downloaders gestuurd gaan worden: Dutch Filmworks gaat downloaders schikkingsvoorstel sturen van 150 euro. Denkt de overheid er nu over die heffing te gaan afschaffen? Voor zover mij bekend niet. Voelen mensen zich nu genomen? Ik voelde me dat de hele tijd al, omdat ik wèl die heffing betaal, maar geen illegale films of software of wat dan ook download (wat ik wil zien kan ik via Netflix kijken, en waarmee ik wil werken, koop ik).

Terug naar de collecte. Wat is er mis met om psychologische redenen twee collectes houden? Nou, het heeft geen Bijbelse grond. Maar je mag de wetenschap toch gebruiken? Absoluut. Maar als je m’n punt niet voelt, denk ik dat je al héél ver beïnvloed bent door ‘deze maatschappij’ (vind je misschien ook al dat meedoen met een loterij goed is omdat de opbrengst naar een goed doel gaat?). Want waarom hou je ook alweer een collecte? Om anderen dan je eigen gemeente te helpen. Dus waarom zou je niet wat meer werk steken in het verhogen van de VVB in plaats van een extra collecte te houden? Ik heb zelf al een hele tijd een (psychologische) weerzin tegen collectes voor ‘eigen’ kerkelijke doelen. Uit ‘fatsoen’ mik ik er nog steeds wel wat in (als ondersteuning voor het beleid van de kerkeraad, niet omdat ik de zak niet zonder bijdrage voorbij durf laten gaan), maar voor mij geldt dat ik mijn èchte bijdrage voor predikant, gebouwen et cetera via de VVB doe. En als de ‘kerkelijke’ collectes stoppen, kan ik m’n maandelijkse bijdrage met 5 euro verhogen (da’s nog meer ook, in een maand met maar 4 zondagen 🙂 ). En misschien moet ik met mezelf afspreken dat ik, als de kerkeraad zijn beleid niet aanpast wat dit betreft, die verhoging van mijn VVB maar gewoon moet doen, en dan ga stoppen met bijdragen aan ‘eigen’ kerkelijke collectes.

Het toppunt van ‘belachelijkheid’ vind ik wel dat bij ons in de kerk gecollecteerd wordt voor hulpbehoevende kerken, terwijl wij er zèlf een zijn. Dat zou, in het Bijbelse voorbeeld, betekenen dat Jeruzalem niet alleen ‘voor de kerk’ zou collecteren, maar ook nog eens ‘voor hulpbehoevende kerken’, waarbij dat laatste bedrag dan eventueel gedeeld moet worden met andere hulpbehoevende kerken (misschien met Macedonië, omdat die boven vermogen gegeven hebben? Zie 2 Korintiërs 8:3). Dat er een regeling is voor hulpbehoevende kerken vind ik fijn, zo kunnen we elkaar tot steun zijn. Maar deze manier van uitvoering vind ik nogal teleurstellend; meer ‘boekhouderig’ dan Bijbels. “Zo kun je die andere hulpbehoevende kerk ook helpen.” Ja …

Ik denk dat collecteren vanuit zo’n verkeerde motivatie (“het levert meer op”) zich op een gegeven moment tegen je gaat keren. Dan wil men ook niks meer geven voor een doel dat wèl geschikt is om voor te collecteren, bijvoorbeeld voor ondersteuning na een ramp.

Volgens mij is het heel belangrijk om de Bijbelse motivatie voor het houden van (een) collecte(s) aan te houden. God heeft een blijmoedige gever lief. Laten we die blijdschap niet bij die gever weghalen door hem ‘psychologisch’ aan te moedigen tot geven.

En als die blijdschap er niet (meer) is? Kijken of we die er (terug) in kunnen krijgen, natuurlijk! Er is niks mis mee om dat met Bijbelse argumenten te proberen.

De kerk is geen club. Dat ben ik met onze predikant eens. Maar bij een club heb je wèl de verantwoordelijkheid je contributie te betalen. Bij de meeste clubs is er een regeling voor als je dat niet kunt. Nou, dat hebben we bij de kerk precies net zo! Maar als je het vertikt om te betalen, terwijl je niet in zo’n regeling zit, dan word je bij een club op een gegeven moment geroyeerd. In de kerk niet! Ook niet na langere tijd. En dat is toch vreemd, gezien wat ik hierboven al schreef over de onmogelijkheid om God en Mammon tegelijk te dienen. Geldzucht is namelijk ‘een wortel van alle kwaad’, zie 1 Timoteüs 6:10. Dus misschien moeten we daar eens wat meer op toezien…

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Paulus en de Amazones en meer…

Op de website Bezinning Man, Vrouw en Ambt zijn enkele artikelen van prof. dr. Jakob van Bruggen te lezen. Deze artikelen zijn eerder verschenen in De Reformatie. Het eerste artikel heet Paulus en de Amazones (vandaar de titel van dit stukje), het tweede Spreken en Zwijgen van Vrouwen in de Gemeente, en het derde Kerkleden (M/V) of Mannen en Vrouwen in de Kerk?

Verder heeft ds. Rufus Pos er brieven aan zijn kinderen gepubliceerd, die je kunt (mee)lezen.

Het Reformatorisch Dagblad heeft een artikel aan het online komen van de website Bezinning Man, Vrouw en Ambt gewijd, het Nederlands Dagblad niet…

Op de website van Woord en Wereld kunnen alle in Nader Bekeken artikelen over man, vrouw en ambt worden gedownload.

(Als ICT-er/automatiseerder ben ik ervan overtuigd dat ik beter kan verwijzen naar iets goeds dan te proberen het zelf beter te doen…)

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Waarom en waartoe

Bidden. Hij had geen god, was overtuigd atheïst. Een mens was op zichzelf aangewezen en als je zag wat er om je heen gebeurde in de wereld, kon je slechts concluderen dat daarboven geen overkoepelende instantie zetelde die voor rechtvaardigheid in welke vorm dan ook zorgde.

Uit: Schaduwspel, door Ellen G..

Want zoals de regen en de sneeuw uit de hemel neerdalen
en pas daarheen terugkeren wanneer zij de aarde hebben gedrenkt,
haar hebben bevrucht en met planten bedekt,
wanneer zij zaad hebben gegeven aan de zaaier, en brood aan de eter,
zo zal het ook gaan met mijn woord.
Het komt voort uit mijn mond; het keert niet vruchteloos naar Mij terug,
maar pas wanneer het heeft gedaan wat Mij behaagt,
en alles heeft volvoerd, waartoe Ik het heb gezonden.

Jesaja 55:10-11.

Kinderen en avondmaal

Dit is een onderwerp waarover ik de laatste jaren wat anders ben gaan denken. Het artikel Kinderen en avondmaal van Dr. Aryjan Hendriks in Nader Bekeken van september 2017 is voor mij de aanleiding om er eens iets over te schrijven. (Het artikel is (in pdf-formaat) voor zover mij bekend online te bekijken, via deze link, en dan een (door)bladeren naar pagina 256.)

Ik heb er een beetje moeite mee dat kinderen niet met dit sacrament meedoen.

De doop is in de plaats van de besnijdenis gekomen, het avondmaal in de plaats van Pasen (Pascha/Pesach, zie Exodus 12). Meisjes worden ook gedoopt – terwijl alleen de jongens besneden werden -, maar terwijl kinderen wel aan de Pesachmaaltijd mochten (moesten!) deelnemen, doen ze niet mee aan de avondmaalsviering – behalve als toeschouwers.

Een beroep op 1 Korintiërs 11:23-29 vind ik niet zo sterk, in ieder geval te zwaar aangezet. Daar worden nl. de volwassen gelovigen opgeroepen zich christelijker te gedragen, naar aanleiding van hun wangedrag. De instelling van het avondmaal, waarnaar Paulus hier verwijst, is op de volgende plaatsen in de Bijbel te vinden: Matteüs 26:26-30, Marcus 14:22-26, Lucas 22:14-20. Terug naar de oorsprong, net als in Marcus 10:6-9, waar Jezus teruggrijpt op de scheppingsorde, die Hij normatief verklaart als het over huwelijksrelaties gaat.

Toen Jezus het avondmaal instelde, waren er geen kinderen bij. Bij de doop van Johannes en de doop van (door) Jezus (zie Johannes 3:22) worden kinderen niet genoemd. Toch vatten wij het zogenaamde zendingsbevel (Matteüs 28:16-20) zó op dat kinderen ook gedoopt moeten worden, als hun ouders (of, als die er niet zijn, hun verzorgers) lid van de gemeente zijn.

De sterke nadruk op ‘belijdenis doen’, iets dat we zèlf hebben toegevoegd, en dan ook nog pas rond het negentiende levensjaar, is iets dat ik niet kan rijmen met ‘doe dit tot mijn gedachtenis’. Dat ‘gedenken’ kan al wel op een jongere leeftijd, zoals bar mitswa, of zoals in de tijd van de reformatoren, rond de leeftijd van tien, elf jaar (in de Rooms-Katholieke kerk wordt deelgenomen aan de eerste communie rond de leeftijd van acht jaar). En dat daar enig onderwijs voor nodig is, dat lijkt mij, en daarin ben ik het met dr. Hendriks eens, wèl duidelijk: je moet iets begrijpen van het offer van Jezus om het te kunnen gedenken. Je moet ‘het lichaam kunnen onderscheiden’.

Dr. Hendriks vindt het verschil in viering, in gezinsverband respectievelijk met de gemeente, voor wat betreft de viering van Pesach en het avondmaal relevant. Maar bij besnijdenis en doop hebben we toch hetzelfde verschil? Besnijdenis gebeurde vroeger doorgaans bij de mensen thuis, en dopen doen we over het algemeen in het openbaar (in ons geval in een eredienst).

Maar treffend is dat de Heiland zich niet aansloot bij het eten van het paaslam. Hij brak brood en reikte een beker uit.

(citaat uit het artikel)

Zo heel treffend vind ik dat niet. Door Jezus’ offer zijn dierenoffers toch niet meer nodig? Hoe had de Heiland zich daarbij kunnen of moeten aansluiten? En voor besnijdenis en doop geldt toch ook dat er een groot verschil is?

Heel jonge kinderen aan het avondmaal lijkt mij geen goed idee. Daarvoor draagt dr. Hendriks naar mijn idee afdoende argumenten aan.

Bij het Pascha mochten (moesten) de kinderen vragen stellen, zie Exodus 12:26-27. Bij het vieren van het avondmaal moet je van tevoren weten wat je gedenkt.

Maar ‘kinderen’ op jongere leeftijd dan nu aan het avondmaal laten deelnemen? Het lijkt mij een goed idee dat we ons als kerken daar eens op gaan bezinnen.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage