Tagarchief: hiernamaals

“In the long run we are all dead.”

Dit is een uitspraak van John Maynard Keynes, een bekend econoom. Het betekent ongeveer: “Op de lange termijn zijn we allemaal dood.”. Dat kun je uiteraard zo uitleggen dat Keynes iets minder lomp formuleerde wat Louis (Lodewijk) XIV, ‘de Zonnekoning’, (of zijn maîtresse Madame de Pompadour, zie Wikipedia) veel eerder al eens gezegd heeft: “Après nous, le déluge.” (“Na ons de zondvloed.”). Maar dat bedoelde Keynes niet, zie dit artikel.

Maar waarom kom ik met dit citaat in een blog over Bijbel en geloof?

Christenen hebben nogal eens de neiging om zich helemaal te richten op het hiernamaals, en het hiernumaals niet de aandacht te geven die het volgens de Bijbel toch wel verdient. Over het algemeen geldt – in ieder geval is dat wat ik zie – dat hoe bijbelgetrouwer mensen proberen te leven, des te meer de tegenwoordige tijd verwaarloosd wordt. Ik formuleer het even wat lomper: mensen die de ‘nieuwe hermeneutiek’ volgen zijn volgens mij meer geïnteresseerd in het hiernumaals dan in het hiernamaals. Die kunnen wat mij betreft dus hier wel stoppen met lezen. Als je wilt weten welke mensen het meest zijn vastgeroest in hun standpunten, dan is dat dit soort mensen. Je kunt je niet op de Bijbel beroepen om ze hun standpunt te laten heroverwegen, want het principe van de nieuwe hermeneutiek is nu juist dat jij de Bijbel zo kunt en mag uitleggen als het jou uitkomt. Dat is wat kort door de bocht geformuleerd, maar als je er even goed over nadenkt zul je zien dat je via een lange(re) bocht op hetzelfde eindpunt uitkomt. Mensen die niet naar argumenten willen luisteren kunnen niet door redeneren overtuigd worden.

Mensen die ‘helemaal niks met God hebben’, zouden zich kunnen vinden in een reclameboodschap van het Humanistisch Verbond van enige tijd terug: “Ik geloof in het leven vóór de dood”, met de impliciete boodschap dat ze dus niet geloven in het het leven ná de dood.

Heb ik gronden voor deze boude stellingen? Uiteraard. 😉

We zien al in het begin van de Bijbel (Genesis 4:19-22) dat de ‘nuttige, handige en leuke dingen’ niet worden uitgevonden of bedacht door de mensen die God volgen.

Ook Jezus wijst erop dat ‘de kinderen van deze wereld’ onder elkaar verstandiger zijn dan ‘de kinderen van het licht’ (Lucas 16:1-13).

Maar er is geen goede reden voor mensen die God willen dienen (zonder een deel of delen van Zijn Woord te negeren) om geen of weinig aandacht te besteden aan het hier en nu. God heeft de mens de opdracht gegeven met de aarde bezig te gaan (Genesis 1:28); zowel christenen als niet-christenen hebben aan die opdracht gehoor gegeven, of ze het nu zagen als een opdracht of niet. Maar heel vaak is dat gebeurd, en gebeurt het nog, met egoïstische doeleinden. Kijk maar naar hoe we met elkaar het klimaat aan het vernaggelen zijn.

Aan de andere kant zijn er zeker wel aanwijzingen in de Bijbel te vinden die een verklaring vormen voor de houding van veel christenen, zie bijvoorbeeld 1 Korintiërs 4:18, 7:31.

De wereld uitgaan is ook beslist niet de bedoeling, zie 1 Korintiërs 5:10.

Maar wat moeten we dan wel doen?

Kijk eens naar Lucas 16:13. Je kunt niet tegelijk God dienen èn de mammon.

De mammon is dat je méér vertrouwt op geld dan op God.

De mammon is niet ‘het geld’ zèlf, want met geld kun je heel goede dingen doen in en voor het Koninkrijk van God (zie bijvoorbeeld Armen). Proberen deze aarde te ‘verbeteren’ door er goed voor te zorgen past, denk ik, heel goed binnen de opdracht die God de mens gegeven heeft. ‘Circulaire economie’ verdient steun van christenen, mijns inziens.

Lees 1 Samuel 15:22-23. En Psalm 40:7-9. We moeten in deze wereld gehoorzaam zijn aan God. Hoe moet dat? God liefhebben boven alles, en onze medemens als onszelf. Zie voor een nauwkeuriger formulering Lucas 10:27. Waarom kies ik hier niet voor Matteüs 22:37-39? Dat komt omdat veel mensen die zich christen noemen denken dat ‘liefhebben’ de opdracht is, en dat je je medemens het meest dient door hem z’n gang te laten gaan, zolang hij er op het eerste gezicht zichzelf en andere mensen niet mee beschadigt. Dat is niet terecht, lees 1 Johannes 5:2.

“Hieraan weten wij dat wij de kinderen van God liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden bewaren.”

Eérst komt God, dan de medemens, en je zou met Matteüs 22:37-39 ‘op de loop kunnen gaan’ zonder Lucas 10:27 in rekening te brengen. Je medemens kun je niet goed liefhebben als je God niet boven alles liefhebt. En liefhebben en gehoorzamen worden hier gelijkgeschakeld, zoals je ziet. Als je je medemens iets ‘gunt’ waarvan God heeft aangegeven dat het niet goed is, verklein je dus zijn ‘kans’ om later bij God te mogen leven. Ik noem dat beslist geen liefde.

En ja, dan ben je wellicht wat minder geïnteresseerd in mooie en/of dure spullen, en hoef je niet zo nodig carrière te maken. Maar dat is toch prima? (Op ‘carrière maken’ hoop ik nog een keer terug te komen.) Zeker! Maar probeer wel te begrijpen dat mensen die niet in God geloven er heel anders tegenaan kunnen kijken. Veracht die mensen niet. Heb ze lief op de manier die Jezus ons heeft geleerd. Want naast het leven vóór de dood, wat voor sommige mensen het enige is, is er wel degelijk een leven ná de dood. En God wil dat zoveel mogelijk mensen daarover horen:

“De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen.”

2 Petrus 3:9.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 7 maart 2021.
^
Homepage

Stel je de hemel eens voor

Dat is de titel van een boek van John Burke, vertaling van ‘Imagine Heaven‘. Ik heb het gekocht bij boekhandel Heijink (dé plaatselijke boekhandel van Hardenberg – en, mocht je wèl een plaatselijke boekhandel willen ondersteunen maar er niet persoonlijk heen kunnen of willen:  je kunt er ook via de website bestellen! En niet alleen de boeken die daar op staan, maar ook andere!).

Boek 'Stel je de hemel eens voor' van John Burke

Het gaat over bijna-doodervaringen (=> Wikipedia) van heel veel mensen, die door de auteur ’tegen de Bijbel aan’ gehouden worden.

De Bijbel heeft bij hem het eerste en het laatste woord, en dat vond ik goed te merken bij het lezen. Gereformeerden, waaronder ik, spreken vaak niet zo gemakkelijk over bijna-doodervaringen, omdat we die vaak lastig in het kader van de Bijbel kunnen plaatsen. Dit boek kan dit probleem voor je oplossen, denk ik.

Het gaat over het hiernamaals, de hemel, maar minder over de nieuwe aarde. De mensen waarover in het boek wordt verteld, die een bijna-doodervaring hebben gehad, hebben niet op de nieuwe aarde kunnen kijken, maar wel in de hemel.

Als ik het goed begrepen heb, legt de auteur ook verband tussen de steniging van Paulus (Handelingen 14:19) en wat hij vertelt over ‘iemand die hij kent die tot in de derde hemel werd opgenomen’ (2 Korintiërs 12:2-4), waarmee dit laatste ook een bijna-doodervaring zou zijn.

Burke gaat ook in op de vraag of we elkaar dan zullen herkennen. Hij beantwoordt die vraag positief. Zie ook een eerder stukje van mij: Herkennen we elkaar later?.

Ondanks alle positieve adviezen van bekende christelijke Nederlanders vond ik het boek de moeite waard om te lezen, en ik ben zeker van plan het (minstens één keer) te herlezen.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Herkennen we elkaar later?

Voor veel mensen is dit een belangrijke vraag. En al mogen we het niet belangrijker vinden dan Jezus liefhebben (zie Lucas 14:26), veel mensen vinden het wèl belangrijk! Als je wat in het rond zoekt kun je wel meer stukjes over dit onderwerp vinden, b.v. van Reinier Sonneveld, van Jaap Fijnvandraat, en een preek van René van Loon (pdf).

Maar eerst wil ik ingaan op de tekst waarnaar ik hierboven verwijs. In de Nieuwe Bijbelvertaling begint Lucas 14:26 zo: “Wie mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder …”. Ik vind het een slechte vertaling, slechter dan de NBG-vertaling van 1951 “Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder …”. Waarom? Omdat ‘haten’ veel sterker is dan ‘breken met’, en je dus gemakkelijker het absurde van deze tekst inziet. De aantekeningen bij de Nieuwe Bijbelvertaling bij Lucas 14:26 maken het wel helderder: “Het gaat om de bereidheid om het meest dierbare op te geven, van minder belang te achten.“. Dan zet je dat er toch neer?! Of je zorgt voor een verklarende opmerking onder aan de pagina… Dat laatste vind ik beter, want dan houd je de vertaling zo letterlijk mogelijk – mèt respect voor de doeltaal – en wordt de lezer niet onnodig op het verkeerde been gezet.

Dan nu terug naar het onderwerp: herkennen we elkaar later?

Ik laat een aantal Bijbelteksten de revue passeren.

In 1 Samuel 28:11-14 wordt Samuel in opdracht van Saul opgeroepen door een dodenbezweerster. De vrouw herkent Samuel, en Saul herkent hem van de beschrijving door de vrouw.

Op een gegeven moment komen Mozes en Elia onze Heer Jezus bemoedigen, zie Matteüs 17:3-4 en Lucas 9:30-33. Hoewel Petrus deze mannen nog nooit gezien heeft, herkent hij ze meteen.

De sadduceeën, die niet in de opstanding uit de doden geloven, vragen Jezus hoe het zit met een vrouw die achtereenvolgens met zeven broers getrouwd is geweest, zie Matteüs 22:23-33 en Marcus 12:18-27. Jezus’ antwoord is volgens mij veelzeggend: “… Want bij de opstanding trouwen de mensen niet…”. Als we elkaar niet zouden herkennen, had Hij dat toch kunnen zeggen? Hij zegt immers ook “… ze zijn dan als engelen in de hemel.” – engelen zijn ook niet getrouwd.

In de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus herkent de rijke man Lazarus en Abraham. Een bekende tegenwerping is dat het hier om een gelijkenis gaat, waarin aangesloten wordt bij de beleving van hemel en hel van die tijd. Maar geloof je nou werkelijk dat onze Heer Jezus ons een verhaal zou vertellen waarin onwaarheden zitten?

Tegen de ene misdadiger, die naast Hem aan het kruis hangt, zegt Jezus dat die nog dezelfde dag met Hem in het paradijs zal zijn (Lucas 23:42-43). In ieder geval zal die man dan Jezus herkennen.

Een heel sterk argument vind ik zelf 1 Korintiërs 13: de liefde blijft!

En onze lichamen zullen veranderen, zie 1 Korintiërs 15:50-54. Er gebeurt dus iets met onze ‘oude’ lichamen. Dat zou niet nodig geweest zijn als…

Er zijn nog wel meer teksten te vinden. Ga maar eens op zoek!

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Wist Abraham dat hij naar de hemel zou gaan?

In Lucas (hoofdstuk 16:19-31) kunnen we een gelijkenis lezen van onze Heer Jezus, waarin Abraham zich in de hemel bevindt.

In Matteüs (hoofdstuk 22:23-32) toont Jezus de opstanding uit de doden aan door aan te geven dat God de God is van Abraham, Isaak en Jakob, en dat hij geen God is van doden, maar van levenden.

Zou Abraham tijdens zijn leven hier op aarde geweten hebben dat hij later naar de hemel zou gaan? Als je Hebreeën 11:8-16 mag geloven, wel!

Sommige mensen brengen daartegenin dat de schrijver van de brief aan de Hebreeën deze kennis aan Abraham en zijn tijdgenoten toeschrijft, terwijl het helemaal niet waar hoeft te zijn dat hij (Abraham, dus) ervan geweten heeft.

Dat standpunt heeft, denk ik, te maken met het feit dat wij nu over meer kennis kunnen beschikken dan de mensen van vroeger – de geschiedenis wordt immers steeds langer. Maar als je die kennis niet gebruikt… of als je zeker meent te weten dat een belangrijk stukje kennis iets is van later tijd… of als je denkt dat we nu automatisch slimmer zijn dan de mensen van vroeger… of als je niet wilt geloven dat de schrijver van de brief aan de Hebreeën gelijk heeft…

Waarom zouden de mensen vanaf Adam en Eva niet geloofd hebben in een leven na dit leven? God belooft immers in Genesis 3:15 dat de relatie tussen Hem en de mensen weer goed wordt? En ook toen leek het leven zònder God toch al (veel) gemakkelijker dan mèt God? Tenminste, als God je sterker gemaakt had dan de andere mensen… zie b.v. de geschiedenis van Lamech. Dus waarom zou je dan voor een leven met God kiezen?

Toch denk ik dat het interessant is om in het Oude Testament naar aanwijzingen te zoeken voor kennis van de mensen van toen over een leven ná hun aardse leven.

In Genesis 5:21-24 kunnen we lezen over Henoch, die ‘wandelde met God’. Na 365 jaar nam God hem weg. Zijn tijdgenoten moeten op z’n minst doorgehad hebben dat hij niet ‘gewoon’ gestorven was.

Mozes, Aäron, Nadab, Abihu en zeventig oudsten van Israël zijn enige tijd bij God te gast: Exodus 24:9-11. Laat zich dat rijmen met niet weten dat er een leven ná dit leven is?

Nehemia vraagt God om hem ten goede te rekenen wat hij voor het volk heeft gedaan (Nehemia 5:14-19). Zou hij bedoelen ‘voor dít leven’?

Job had tien kinderen en was erg rijk (Job 1:2-3) . Nadat hij alles kwijtgeraakt is, behalve zijn vrouw (!), zegent God hem: hij wordt ongeveer twee keer zo rijk, en krijgt ‘opnieuw’ tien kinderen (Job 42:12-13). Waarom geen twintig kinderen? Nou, hij hàd er toch al tien!? (Uiteraard kun je je er vanaf maken met gebruik van het woord ‘allegorisch’.)

Psalm 1:6: De HEER beschermt de weg van de rechtvaardigen, … O ja? Is dat zo? En Nabot (1 Koningen 21:1-16) dan? En al die profeten die vermoord zijn? Vergelijkbaar: Psalm 5:12-13.

Psalm 10:17-18: geen mens kan de verdrukten uit het land verjagen?

Psalm 11:7: de oprechte zal het gezicht van de HEER (‘Ik ben’, ‘Ik zal er zijn’) zien. Hier, op deze aarde? (Sommigen wel, zie hierboven bij Exodus 24).

En wat dacht je van Psalm 15?

Psalm 41:13: … en mij voorgoed laat wonen in uw nabijheid.

Ezechiël 37:24-27: … Mijn Knecht David zal tot in eeuwigheid hun Vorst zijn.

Er is nog véél meer aan te voeren, maar ik laat het hier voorlopig bij. Net als de hoorders van een goede preek moeten de lezers van dit stukje zèlf aan de slag. 😉

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

25 november 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 15 december 2019.
^
Homepage