Tagarchief: gebod

Voor de schuld van de ouders…

Voor veel kerkgangers zijn dit heel bekende woorden, ze staan in Exodus 20:5b-6. In veel kerkdiensten op zondagmorgen worden ze voorgelezen, want ze maken onderdeel uit van de tien woorden die God op de stenen platen schreef.
Maar wat doen die woorden daar, en waarop hebben ze betrekking? Wie zijn die ouders?

Deze woorden worden wel getypeerd als “Bedreiging en belofte”.

In de afgelopen maanden is in kerkdiensten die ik meemaakte door verschillende predikanten een opmerking gemaakt bij de  passage die met deze woorden begint tijdens het voorlezen van de wet.

Er werd bijvoorbeeld gezegd dat God de kinderen bezoekt, dus opzoekt, en naar bevind van zaken zal handelen. Een ander zei iets vergelijkbaars, dat er in een oudere vertaling staat dat God bezoekt en dus op bezoek komt bij die kinderen om hun houding tegenover Hem te beoordelen.  Bij navraag blijkt dat hij bedoelt dat de kinderen niet willoos slachtoffer zijn van de zonde van hun (voor)ouders en dat er ouders zijn van kinderen die de kerk en het geloof in God vaarwel hebben gezegd die zich deze tekst heel erg aantrekken.

Ter vergelijking hieronder de teksten van NBV, HSV en Nieuwe Vertaling (NBG ’51) van Exodus 20:5b-6.

NBV:
Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; 6maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht.

HSV:
Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, 6maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen.

NBG ’51:
… want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, 6en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.

Nu is de vertaling van de NBV voor een lezer nog wel te volgen, maar voor een luisteraar kan deze passage een heel andere lading krijgen.
Die ‘ze’ in ‘wanneer ze mij haten’ (NBV) zijn dat nu die ouders of die kinderen? Je kunt met deze woordkeus beide kanten op, en je hebt echt andere vertalingen nodig om duidelijk te krijgen wat er bedoeld wordt.

Ik vind de vertaling van de NBV dus niet echt gelukkig gekozen. maar de draai die deze voorgangers aan de tekst geven met een  verwijzing naar de vertaling NBG ’51 vind ik allerminst bevredigend.
Waarom? Dat zal ik proberen uit te leggen.

De verwijzing naar bezoeken als “opzoeken om te inspecteren” begrijp ik wel, maar die doet toch geen recht aan wat er in de vertaling NBG ’51 staat.
Er staat niet, zoals deze voorgangers stellen, ‘Ik … die de kinderen bezoek… ‘ maar ‘Ik … die de ongerechtigheid … bezoek aan de kinderen …’ .

Het verschil in betekenis zit in dat voorzetsel ‘aan’.
Het ‘bezoeken aan’ heeft een dreigende lading die door deze voorgangers volledig genegeerd wordt. Of dat komt door onzorgvuldig lezen en associëren of door iets anders weet ik niet. Hoe dan ook, ik had iets meer gevoel voor taal of uitzoekwerk verwacht.

Het woord ‘bezoeken’ heeft in de loop van de eeuwen heel wat betekenissen gehad, waarvan sommige naar de achtergrond zijn verdwenen. Het Woordenboek der Nederlandse Taal geeft een overzicht van de betekenis die Nederlandse woorden in de loop van de geschiedenis hebben gehad. Bij bezoeken staat als 7e betekenis “Iemand of iets bejegenen met bewijzen van ongenade, hem met rampen treffen, hem voor zijne zonden straffen; thans meest nog in het passief.

Bezoeken betekent hier dus straffen, met rampen treffen. Omdat er staat “Die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen” komen die rampen dus niet terecht bij degenen die God niet de eer geven die Hem toekomt en Hem op eigenwillige manier vereren, maar juist bij hun nageslacht.

Laat ik voorop stellen dat ik het zeker waardeer wanneer er troost geboden wordt aan mensen die onterecht moeite hebben met een gedeelte uit de Bijbel. Een vertaling die aanleiding geeft tot het verkeerd begrijpen van een tekst heeft zeker toelichting nodig.

De bewering dat kinderen niet willoos slachtoffer zijn van de zonden van hun voorouders is een lijn die heel sterke papieren heeft. In Deuteronomium 24:16 verbiedt God dat kinderen gestraft worden om de zonden van hun ouders, en in Ezechiël 18:1-4 staat dat alleen wie zondigt sterven zal.

Maar hoe moeten we dan duiden dat de nakomelingen van Datan en Abiram wel gedood worden wanneer ze met hun vaders door de aarde verzwolgen worden omdat Datan en Abiram met Korach tegen Mozes in opstand zijn gekomen (Numeri 16). René heeft hier al eens meer over geschreven.
En ook worden de Judeeërs in ballingschap weggevoerd vanwege de zonden van de generaties voor hen (2 Kronieken 36:21 ; Jeremia 26). Hoe kan dat dan?

In de eerste twee geboden van de tien woorden geeft onze God bepalingen over hoe Hij gediend en geëerd wil worden.

Calvijn vat ze in zijn Institutie zo samen (Boek 2, Hoofdstuk 8):

    God wil

  1.  dat we hem zuiver dienen en dat ons beeld van Hem niet vertroebeld of verduisterd wordt door ongeloof of bijgeloof (§16);
  2.  dat we ervan doordrongen zijn dat we Hem niet kunnen afbeelden en hem ook niet kunnen dienen door Hem eigenschappen van schepselen of menselijke maaksels toe te schrijven (§17).

In de Heidelbergse Catechismus wordt geen aandacht gegeven aan deze woorden. In de Westminster Larger Catechism wordt wel aandacht gegeven aan deze woorden in vraag 110. In de vertaling van ds. G. van Rongen op pag. 111:

Vraag: Welke gronden zijn er aan het tweede gebod toegevoegd om het kracht bij te zetten?

Antwoord: De gronden die aan het tweede gebod zijn toegevoegd om het kracht bij te zetten vervat in de woorden: “Want Ik, de HERE, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.” (Exodus 20:5-6). Behalve Gods soevereiniteit en zijn eigendomsrechten over ons (Psalm 45:12; Openbaring 15:3-4) zijn ze dus: zijn brandende ijver ten aanzien van zijn eigen eredienst (Exodus 34:13-14), en zijn wrekende verontwaardiging over alle valse eredienst als geestelijke hoererij (1 Korintiërs 10:20-22; Jeremia 7:18-20; Ezechiël 16:26-27; Deuteronomium 32:16-20). Hij rekent degenen die dit gebod breken tot haters van Hem en dreigt hen te straffen tot in verschillende geslachten (Hosea 2:1-3). Maar Hij waardeert wie het in acht nemen als mensen die Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden, en belooft hun barmhartigheid tot in vele geslachten (Deuteronomium 5:29).

Calvijn stelt in §19 dat de haat tegen God juist gevolgen heeft als een voortetterende wond.

De bedreiging is dus gericht aan mensen die God haten, die Hem willens en wetens niet dienen zoals Hij dat wil. Het zijn mensen die niet bij het verbond met God willen horen, die niet in de kerk willen zitten, of juist alleen maar op hun eigen manier zonder te buigen voor Gods Woord. Ook daarvan kun je je bekeren, maar als je dat niet doet, in de zonde blijft liggen of er steeds weer naar terugkeert, dan is er de aanzegging van de gevolgen. In Ezechiël 18 maakt God de Heer duidelijk dat de zondaar verantwoordelijk is voor zijn eigen daden, maar dat hij met zijn slechte daden wel een slecht voorbeeld aan zijn kinderen geeft. Er is een gezegde ‘Goed voorbeeld doet goed volgen’, maar de realiteit is dat een slecht voorbeeld nog veel gemakkelijker gevolgd wordt. Tegelijk zijn die kinderen zelf geroepen tot het volgen van God, maar als de opvoeding daarin tekortschiet dan heb je de nadelige gevolgen wel sneller te pakken.

De Westminster stipt Gods soevereiniteit al aan. Ik denk dat daar ook de sleutel ligt voor de vraag of kinderen wel de straf moeten dragen voor de zonde van hun ouders. Je kunt aan twee lijnen denken.

  1.  God is soeverein, Hij hoeft zich niet te houden aan wetten die Hij aan mensen geeft voor de verhoudingen tussen mensen.  Als onze God in zijn soevereiniteit beslist dat Hij anders wil handelen wanneer het niet gaat om een misdaad tegen een volksgenoot, maar om een misdaad tegen de Heilige God, dan heeft Hij daartoe het volste recht.
  2. God straft niet zozeer die kinderen, maar laat de zondaar voelen hoe erg de gevolgen van zijn zonde zijn. Dat doet God misschien ook wel in het leven van de zondaar zelf, maar zeker in de gebrokenheid van het leven van die kinderen. Elke dag dat hij zijn nageslacht ziet wordt de zondaar die zich willens en wetens van God afkeert dan geconfronteerd met de gevolgen van zijn eigen zondige gedrag.

Moeten we dan gaan sleutelen aan de verwoording van deze tekst? Ik ben ervan overtuigd dat goed lezen al heel veel helpt.

Dat mensen zich van God af kunnen keren is helaas wel de realiteit. Dat ligt niet aan Gods onmacht, maar aan onze eigen zondige aard (Dordtse Leerregels III/IV art.9). Wij zijn van nature geneigd God en onze naaste te haten. Aan deze mensen, die binnen de kring van het verbond zich van God afkeren, is de bedreiging dan ook gericht dat ze de gevolgen van hun keuze zullen meemaken.

Maar…  God houdt ook maat in zijn straf. Waar zijn zegen overvloedig is tot ver buiten het zicht van degene die Hem liefheeft en zijn geboden onderhoudt, is de straf voor hem die God haat beperkt tot aan zijn achterkleinkinderen, een generatie die menselijkerwijs binnen het mogelijke blikveld van de zondaar ligt. Die zondaar wordt dus gestraft in het verdriet dat hij over zijn nageslacht heeft, merkbaar in de generaties na hem die hij zelf menselijkerwijs mee kan maken.

Het contrast in de belofte die erop volgt is dan ook nog mooier. God belooft zijn genade tot in de duizendste generatie aan mensen die Hem willen dienen (1000 keer ongeveer 25 jaar….). Hoe dat te rijmen valt met gedoopte mensen die binnen de gemeente zijn opgegroeid en toch besluiten om hun leven in te richten zonder God daarin een plek te geven? Ik denk dat dat ook genade is, dat je mag leren aanvaarden dat Gods wegen voor ons verborgen zijn, en dat Hij ons geen kalme reis heeft beloofd, maar wel een behouden aankomst.

Wanneer gelovigen in de kerk zich aangesproken menen te moeten voelen door de bedreiging, hoef je daarom helemaal niet te gaan sleutelen aan de zwaarte van deze woorden. Maak helder aan wie deze bedreiging gericht is!
Wie gelooft, merkt dat dat met vallen en opstaan gepaard gaat. Toch zet een gelovige zich in om in zijn/haar leven God te eren en weet dat hij/zij afhankelijk is van de genade in Christus.  Deze gelovige hoeft zich niet aangesproken te voelen door deze dreiging. Deze bedreiging is namelijk niet aan zijn adres gericht.

Ik merk zelf ook dat juist de twijfel (heb ik het wel goed gedaan…) gevoed kan worden door de pijn van gemeenteleden die besluiten om God buiten te sluiten in hun leven. Die merk ik wanneer ik denk aan oud-catechisanten, kinderen uit de familie en de Familie.  Tegelijk vertrouw ik op Gods grote genade, want Hij heeft bij hun doop Zich aan hun leven verbonden. In al deze gevallen geldt “zo lang er leven is, is er hoop” (op bekering). Gebed voor al deze mensen, jong of oud, blijft onze opdracht.

En die twijfel, of die bedreiging aan jou als gelovige gericht is, zou je die twijfel, die onzekerheid ook als aanvallen van Satan kunnen zien die ons een ongemakkelijk gevoel wil geven bij de rechtvaardigheid van God? Dit lijkt mij een heel verdedigbare positie, die ook houvast biedt, want we staan er in die strijd niet alleen voor!

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Jullie moeten de voorschriften van de HEERE in acht nemen, opdat jullie niet sterven

De titel van dit stukje is een citaat uit Leviticus 8:35. In het hoofdstuk waar dit vers deel van uitmaakt gaat het over de wijding van Aäron en zijn zonen tot priester.

De mannen blijven een week bij de tent van samenkomst. Daarna moet Aäron daadwerkelijk als priester optreden: zie Leviticus 9.

Maar daarna gaat er iets gruwelijk mis.

Nadab en Abihu, de twee oudste zonen van Aäron brengen ‘vreemd vuur’ voor het aangezicht van de HEER (Leviticus 10:1-7). (Overigens vind ik ‘aangezicht’ (HSV) een minder vreemd woord dan ‘gelaat’ (NBV, zie aantekeningen bij de priesterzegen).) De beide mannen worden door het vuur dat uitgaat van het aangezicht van de HEER verteerd.

Wat een keiharde straf! Een stel van die jonge kerels – ze hadden in ieder geval nog geen kinderen, zie Numeri 3:4 en 1 Kronieken 24:2 – die in hun enthousiasme een fout maken?! Het is toch mooi, wat ze doen?

Ja, we kunnen zeggen dat ze het hadden kunnen weten. Zie bovenaan dit stukje.

God gaat hier naar ‘onze maatstaven’ erg ver om Zijn heiligheid duidelijk te laten blijken. Maar wie zijn wij om kritiek te hebben op God? Zie bijvoorbeeld Jesaja 29:16, Jeremia 18:6.

Waar ik verder nog aandacht voor wil vragen is dat over deze gebeurtenis niet geschreven staat dat God verboden had wat Nadab en Abihu deden; er staat dat Hij het niet geboden had!

Wij zijn nog weleens makkelijk, zo van “De Bijbel verbiedt het niet, dus moet het kunnen.”. Misschien een goed idee om daar wat voorzichtiger mee te zijn? Tegenwoordig vallen er, voor zover mij bekend, geen directe doden meer bij het ongehoorzaam zijn aan de geboden van God. Maar het zou wel kunnen dat je je eigen eeuwige leven, en/of dat van je kinderen, klein- en achterkleinkinderen in de waagschaal stelt; zie Voor de schuld van de ouders….

God wil graag gediend worden, maar dan wel op de manier die Hij heeft bepaald. En dat kan (tegenwoordig, maar – en doe vooral niet onnozel – vroeger ook al) dwars tegen maatschappelijke tendenzen ingaan.

Bedenk goed dat God liefhebben betekent Hem gehoorzamen. Zie bijvoorbeeld 1 Johannes 2.

Wij koppelen liefde meer met vrijheid, en minder of helemaal niet met gehoorzaamheid. Maar vraag je eens af wat dat voor vrijheid is? De christelijke vrijheid geeft je ruimte in zaken waarover God geen geboden heeft gegeven.  En ook daarbij moet je goed bedenken dat wat jij wilt misschien wel tegen Gods Woord ingaat. Bestudeer je Bijbel goed! Misschien is het wel verstandig om op zoek te gaan naar iets dat jouw standpunt niet ondersteunt.

Als afsluiting een (hopelijk) confronterende vraag: wil jij deze God wel als jouw God?

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

… zult …

Rare titel, hè?

Maar ik denk dat-ie je wel nieuwsgierig heeft gemaakt. 😉

In de Statenvertaling kom je regelmatig “Gij zult (niet) …” tegen, kijk maar eens in Exodus 20. Het betekent daar “U moet …” of “Jij moet …”, of “U mag niet …” of “Jij mag niet …”, maar soms ook “U zult (niet) …” of “Jij zult (niet) …”.

Gebruik je tegenwoordig het woord “zult” – als werkwoord (dus niet als zelfstandig naamwoord zoals in de uitspraak van dokter Angelino “Eet nooit zult.” – Zie Wikipedia over Toon Kortooms) met ‘U’ of ‘jij’ dan hebben we het over iets toekomstigs. “Jij zult spinazie eten” betekent niet dat jij dat móét, maar dat jij dat gáát doen.

In het Nederlands van tegenwoordig is ‘zullen’ op de toekomst gericht…

Ja.

“And your point is?” oftewel waar wil ik heen?

Daar kom ik nu op, maar dan ‘moet’ je eerst nog een stukje lezen. Eerst in de Statenvertaling, daarna in de Nieuwe Bijbelvertaling. Het gaat om 2 Koningen 3:19 en 25 (SV) resp. 2 Koningen 3:19 en 25 (NBV).

Het gaat vooral om vers 19. Hoe lees jij dat? Móésten ze dat allemaal doen, al die vernielingen, of voorspèlde Elisa dat ze dat allemaal zouden gaan doen?

Heel lang is gedacht dat Elisa had gezegd dat ze die bomen móésten vernielen. Dat zou dan in strijd zijn met o.a. Deuteronomium 20:19-20. Maar waarom is dan gedacht dat Elisa dat had gezegd? Omdat we de laatste tientallen jaren “Gij zult …” alleen nog maar opvatten als “U moet …” of “Jij moet …”. Het lijkt erop dat we te lang hebben vastgehouden aan oude formuleringen, terwijl we niet meer helemaal begrepen wat die beteken(d)en.

Maar Elisa gééft die opdracht helemaal niet. Hij vertelt ‘alleen maar’ dat ze akkers, bomen en putten gaan vernielen…

Zo triest, als het volk van God (het Woord van) God niet (meer) kent (Hosea 4:1).

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Ik moet niks!

Stel, je komt een kerk binnen, en er wordt je verteld: “Geloof in Jezus, en je wordt gered!”; en dan vraag je, want je weet hoe die christenen zijn 😉 : “Moet ik dan verder niks?” en dan krijg je als antwoord: “Nee, helemaal niks!”.

Geweldig, toch?

Je kunt gewoon doorgaan met wat je doet, je wordt geaccepteerd zoals je bent, niemand die vraagt “Ben je nou eindelijk opgehouden die en die te slaan?” 😉 . Hoe mooi is dat!

Het is in veel kerken mode om je welkom te heten met dat je niks moet. Waarom gebeurt dat? Om te voorkomen dat je afgeschrikt wordt… Het moet niet te moeilijk worden, toch?

Maar houden ze je dan niet voor de gek? Ik vind van wel!

Maar … wat is dat voor een belachelijk standpunt?! Je mag toch bij Jezus komen zoals je bent?

Daar zit, denk ik, het misverstand. Je mag bij Jezus komen, zoals je bent. Maar wat doe je als je met Hem gepraat hebt?

Lees maar eens Johannes 8:1-11.

En laat je dus niet wijsmaken dat je niks moet! Dat zou niet echt van dankbaarheid getuigen…

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Theologie is geen wiskunde

Ja, duh!

God is liefde – dat staat in 1 Johannes 4:8.

Maar dat is niet hetzelfde als ‘liefde is god’.

Waarom niet? In de wiskunde mag je wat links en rechts van een ‘=’-teken staat gewoon omwisselen; er verandert feitelijk niks. Waarom kan dat met deze uitspraak dan niet?

Tot zover de vraag van 10 januari 2016. Vandaag, 19 januari 2016, ga ik er verder op in.

“We zijn toch op de wereld om mekaar te helpen, niewaar?” is de titel van een bekend liedje. Als je die titel intikt op YouTube (of híér ff kopieert en dáár plakt – of als je hier klikt) vind je vast wel een uitvoering van dit liedje.

Waarom kom ik met dat liedje? Nou, wat denk je er zelf van? Denk er maar eens over na voordat je verder leest…

De belangrijkste geboden heeft onze Heer Jezus gegeven in Matteüs 22:37-40. Diezelfde geboden vinden we, in een iets andere vorm, terug in Marcus 12:28-31. (Lees die beide stukjes door!) Hoe je het ook wendt of keert, het belangrijkste of eerste gebod is ‘God liefhebben boven alles’. En het tweede gebod is ‘onze naaste liefhebben als onszelf’. Maar wat doen wij, mensen, vaak? Sterker nog, meestal? Wij zeggen: “O, als we maar lief zijn voor elkaar, dan is het goed!”.

En wat is daar nou weer mis mee, dan?!

Niks. Althans, dat hoeft niet…

Wat wil ik dan zeggen?

Wat ik wil zeggen is dit: als we in onze liefde naar elkaar niet God boven alles liefhebben, gaat het in die liefde naar elkaar gauw mis… Waarom? Omdat we dan geen rekening houden met God! We kunnen onze medemens alléén maar echt liefhebben als we God boven alles liefhebben. Doen we dat niet zó, dan maken we van ‘liefde’ een ‘god’ (en dus een afgod)…

En wat is God liefhebben? Dat is doen wat Hij zegt… zie o.a. Johannes 14:21, Johannes 15:9-14, 1 Johannes 2:3-11, 1 Johannes 3.

Dus als we onze broer of zus het geluk gunnen ècht liefhebben, wat moeten we dan doen?

Wil je meer lezen? Er staat nog een stukje op deze site, dat hier mee te maken heeft: ‘Ze moeten me maar nemen zoals ik ben‘.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

29 november 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 18 oktober 2020.
^
Homepage

Het huwelijk in ere

Dat is de titel van een boek van dr. W.G. de Vries, dat meer dan veertig jaar geleden uitgebracht is. Deze titel heeft hij ontleend aan Hebreeën 13:4, vermoed ik… 😉

Wij leven nu in een andere tijd, dus…

Ja, dus?

Vóór het huwelijk

Seks vóór het huwelijk is al bijna geen discussie-onderwerp meer binnen veel kerken. Is trouwen zo belangrijk dan?

Ja, dat denk ik wel! Op verschillende plaatsen geeft God aanwijzingen hierover. Bijvoorbeeld in Exodus 22:16-17, Deuteronomium 22:28-29, 1 Korintiërs 7:2, 8-9. Het komt mij voor dat helder is dat er éérst getrouwd wordt, en dan van de seks genoten. Dat laatste hoort er trouwens 🙂 wèl bij (zie bijvoorbeeld Hooglied, en 1 Korintiërs 7:3-6) al denken veel niet-christenen dat dat niet zo is…

Maar de overheid heeft toch een ‘lege huls’ gemaakt van het huwelijk? Persoonlijk neig ik ertoe die vraag met ‘ja’ te beantwoorden, maar daar gaat het niet om. 🙂

Het principe van een huwelijk is een afspraak om elkaar trouw te zijn – een verbond – tussen één man en één vrouw die geldig is zolang ze allebei leven, en die bij méér mensen bekend is – er moet duidelijk zijn dat die twee mensen bij elkaar horen. Zie Genesis 2:24, Matteüs 19:3-9, Marcus 10:2-12.

En zolang we de mogelijkheid hebben om deze afspraak bij de overheid te registreren, moeten we dat doen, denk ik. Zie o.a. Romeinen 13:1-2 en 1 Petrus 2:13-14 (met uiteraard de beperking van Handelingen 5:29).

Als je echt van iemand houdt zoek je niet alleen je eigen genoegens, en je kwetst ook je partner niet (zie 1 Korintiërs 13:5). En als je het nou allebei goedvindt? Dan blijft het gebod van God! Hij heeft de mens een ‘gebruiksaanwijzing’ gegeven, waar je niet zonder – soms blijvende – schade ‘creatief’ (wat een slecht woord in dit verband!) mee om kunt gaan.

Wil je meer lezen? Een website waarop nog meer over dit onderwerp staat is: Liefde kan wachten.

En misschien kun je de column ‘Vrij-blijvend’ van Adrian Verbree ergens vinden. Aanbevolen!

Een goed boek, dat ook biologische en psychologische aspecten meeneemt, vind ik ‘Verstrikt’, uitgegeven door Bijbel & Onderwijs. En er zijn er wel meer… Zoek maar eens!

Spijt

En wat als je spijt hebt? Er is een spreekwoord dat zegt dat gedane zaken geen keer nemen. Daar zit wat in; terugdraaien kun je het niet… en aangerichte schade krijg je meestal niet weg. Maar bij God is altijd vergeving, en je kunt altijd opnieuw beginnen. Daarmee gaat de schade niet weg, maar is wèl jouw/jullie relatie met God hersteld, en misschien ook wel die met elkaar.

Verleiding

Kun je voorkomen dat je in verleiding komt? Randy Alcorn geeft in zijn (beslist aanbevelenswaardige) boekje ‘De kracht van een rein leven’ een mooi voorbeeld van hoe het niet moet. Om iets duidelijk te maken aan iemand die bij hem langskwam om te vertellen dat hij vreemdgegaan was schoof hij een zwaar boek over zijn bureau naar de rand, en bad ondertussen tot God dat het boek niet zou vallen. Natuurlijk viel het boek wel! Is bidden dus waardeloos? Uiteraard niet! – een ander antwoord zou je op deze website ook niet verwachten, toch? 😉 Maar als je zèlf de verleiding opzoekt, bid je dan wel oprecht? Lees bijvoorbeeld eens Jakobus 1:2-8, en bedenk daarbij dat ’twijfel’ niet slaat op geloofstwijfel, maar op twijfel in je doen.

Normaal gesproken is vluchten vaak laf. Maar bij verleidingen is het wijs en verstandig. Want als je dichtbij de verleiding blijft, moet je die steeds weerstaan. En dat is niet gemakkelijk… Stel je voor dat je dol bent op chocola. Als je het niet koopt, heb je thuis geen enkele moeite ervan af te blijven. Koop je het wèl, dan ligt het in je kast, en zie je het regelmatig. Heb je er al een stukje van opgegeten, dan wordt de ‘drempel’ om de rest op te eten een stuk lager… Zie over verleidingen Psalm 119:37, 1 Timoteüs 6:9-11, Genesis 39:6-10 (Jozef vluchtte pas toen het niet anders meer kon: hij moest zijn meester gehoorzamen en zijn werk doen).

Als afsluiting van dit onderdeel een (impliciet) advies van Jakobus: Zeg op tijd ‘NEE!’, zie Jakobus 1:14-15.

Na een huwelijk

Mag je hertrouwen als je gescheiden bent?

Hierboven heb ik al verwezen naar Matteüs 19:3-9. In Marcus 10:2-12, met name in de laatste drie verzen, staat het nog explicieter: hertrouwen als je man of vrouw nog leeft, is er niet bij (behalve in geval van overspel, Matteüs 19:9)… En zie ook Lucas 16:18. Meer aanwijzingen worden gegeven in 1 Korintiërs 7.

Harde woorden, niet bepaald pastoraal! Toch?

En de praktijk in de kerken is ook (heel) anders… Maar ik ga toch nog even verder, want “Er staat immers geschreven: ‘Wees heilig, want ik ben heilig.'” (1 Petrus 1:16).

Wat is goed? Wat God geboden heeft, is goed! Jezus zegt dat we Hem liefhebben als we doen wat Hij gebiedt (Johannes 14:21).

Wat is wijsheid? “Wijsheid begint met ontzag voor de HEER, inzicht is vertrouwdheid met de Heilige.” (Spreuken 9:10).

We leven in een gebroken wereld. Wat moeten we aan met mensen die verkeerde keuzes hebben gemaakt en oprecht God zoeken? Zie ook het stukje over Spijt eerder in dit bericht.

“… het is beter te trouwen dan te branden van begeerte.” staat in 1 Korintiërs 7:9; “Omdat u harteloos en koppig bent…” staat in Matteüs19:8; en “Het is niet goed dat de mens alleen is…” staat in Genesis 2:18. Deze teksten worden, net als vroeger, vaak gebruikt om de praktijk goed te praten. Bedenk: … van het begin af is het zo niet geweest (Matteüs 19:8 en Marcus 10:11).

Ik kom terug op deze tekst uit Spreuken: “Wijsheid begint met ontzag voor de HEER, inzicht is vertrouwdheid met de Heilige.” (Spreuken 9:10). En ik voeg er nog een vraag aan toe: wil jij God dienen, of is God er om jou te dienen?

Ik heb gemakkelijk praten: ik ben op het moment dat ik dit schrijf (6 januari 2016) weduwnaar, en ‘alleen’; en ik ben geen predikant of ouderling, dus mij wordt geen oordeel gevraagd over een concrete situatie. Dat zal ik dan ook niet geven. Ik heb naar beste weten hier de boodschap van de Bijbel doorgegeven, omdat ik de indruk heb dat die ‘in de praktijk’ ver weg is. Maar God houdt niet van ‘kadaverdiscipline’! Met alleen ‘de regels’ zijn we er niet. We kunnen en moeten altijd terug naar Gods belangrijkste regels: God liefhebben boven alles en onze medemens als onszelf (Matteüs 22:37-40). Daar zijn al Gods andere regels op gebaseerd, maar die wij kennen raken niet elke situatie… Kunnen wij in Zijn ‘geest’ handelen? Als we vragen om de werking van de Heilige Geest?

Predikanten en ouderlingen hebben een verantwoordelijke taak, van hen wordt rekenschap gevraagd (Hebreeën 13:17). En ze mogen gelovigen beslist niet van de goede weg afbrengen (Matteüs 18:6). Maar ze moeten wèl de kudde van God hoeden, zie 1 Petrus 5:1-11. (Dat geldt overigens ook al als het gaat om het voorkómen van problemen.) Een citaat uit dit gedeelte dat niet alleen voor ‘de oudsten’ geldt, maar voor ons allemaal: “U mag uw zorgen op hem afwentelen, want u ligt hem na aan het hart.”! (En met ‘hem’ is hier God bedoeld; dat is niet altijd helemaal helder omdat de persoonlijke voornaamwoorden in de Nieuwe Bijbelvertaling met kleine beginletter geschreven worden.)

Er moet en mag naar pastorale oplossingen voor moeiten en feitelijke situaties gezocht worden. En ik wens en bid degenen die daarvoor door God zijn aangewezen daar Zijn zegen bij toe.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

29 november 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

De hemel verhaalt van Gods majesteit

Dat zijn de beginwoorden van Psalm 19.

Dit gedicht begint met het beschrijven van de woordeloze communicatie van het universum over zijn Schepper. Als je om je heen kijkt, moet je wel tot de conclusie komen dat iemand dit alles gemaakt heeft. En dan is het logisch dat je meer van die persoon wilt weten. Maar kom je vanzelf uit bij God als je Hem (nog) niet kent?

Ook daarover gaat het in dit stuk poëzie. De geboden van Jahwe – nu wordt deze naam van God, die vertelt wie Hij is, genoemd – worden volmaakt genoemd. Je kunt er Hem door (leren) kennen. Ze geven vreugde voor het hart en licht voor de ogen. Wie ze opvolgt, wordt rijk beloond.

Maar: wie kan al zijn fouten kennen? Gelukkig kun je aan God vragen je vrij te spreken van verborgen zonden (Paulus wist daar ook van, zie 1 Korintiërs 4:3-4). Dat moet je dóén! Dat is immers ook een gebod van God dat je moet opvolgen? En: wie Gods geboden opvolgt, wordt rijk beloond…

De laatste regels van de psalm gaan over hoogmoed, en het verzoek van de dichter aan God om die niet over hem te laten heersen. Hoogmoed is een van de lastigste dingen voor een mens om vanaf te komen – de eerste zonde had ermee te maken (Genesis 3:1-6).

Tenslotte vraagt de dichter God om zijn gedachten tot Gods ‘plezier’ te laten zijn. Hij vraagt dus niet alleen om het negatieve (o.a. de hoogmoed) weg te halen, maar ook om het positieve (zijn gedachten tot Gods genoegen te laten zijn) er te laten zijn!

Zo’n psalm kun je overigens ook zingen. Er zijn heel wat berijmingen van gemaakt. Een vrij jonge ‘berijming’ van deze psalm maakt deel uit van het project Psalmen voor Nu. Wellicht staat er een uitvoering van op Youtube…

(Nog even een opmerking over ‘om je heen kijken’: dat wil – denk ik – alleen goed als je niet afgeleid wordt. Fiets eens een keer naar school zonder doppen in je oren… Rijd eens een keer naar je werk zonder de radio aan…)

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

29 november 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatst gewijzigd: 1 september 2019.
^
Homepage

Christenen… dat zijn toch die mensen die niks mogen?

Waar komt dat idee vandaan? Laten we eens proberen daar achter te komen.

Sommige mensen stellen zich God voor als iemand die je geen plezier gunt. Zijn geboden beperken je in je ontwikkeling, in het maken van plezier, …

Een voorbeeld. Je bent kleuter, en je wilt graag in de speeltuin spelen. Die speeltuin is helemaal afgestemd op jouw leeftijd en jouw mogelijkheden. Toch mag je er van je ouders niet in. Zonder goede reden.

Veel mensen denken dat God net zo is als deze ouders. Hij misgunt ons ons plezier.

Een ander voorbeeld. Je bent kleuter, en je hebt nog niet leren zwemmen. Je wilt graag de zee in, maar je ouders laten je niet verder gaan dan tot je knieën als ze je niet vast hebben. Je mag niet verder, tenzij je vader of moeder je vasthoudt.

Er zijn ook mensen die denken dat God op deze ouders lijkt – of deze ouders op God.

Nog een voorbeeld: in een dierentuin staan bij de verblijven van gevaarlijke dieren vaak waarschuwingsbordjes dat je niet over de omheining moet klimmen. Doe je dat toch, dan loop je een groot risico…

Laat ik je een ‘geheim’ verklappen: God houdt van mensen. Hij heeft ze zèlf gemaakt (geschapen), en toen het vrij kort na het begin al fout ging (zie Genesis 3:1-7), had Hij al een plan klaar… Dat plan wordt in het kort weergegeven in Johannes 3:16: “Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.”.

Als jij God beschuldigt van het jou niet gunnen van je plezier zou je, denk ik, beter kunnen overwegen om je Bijbel eens (wat beter) te gaan lezen.

Want hoe kun je God goed leren kennen? Inderdaad, door in de Bijbel te lezen, en God te vragen je dingen duidelijk te maken.

En dan zijn er vast wel dingen waarvan jij denkt “Waarom mag ik dat niet?” en waar jij het gevaar niet van ziet. Maar als God heeft gezegd dat je dat niet moet doen, wees dan maar verstandig, en luister. Want ouders mogen dan over het algemeen heel wat wijzer zijn dan peuters en kleuters, God is oneindig veel wijzer en verstandiger dan wij. Hij weet wat goed is voor mensen. Hij heeft ze immers zelf gemaakt?

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

29 november 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatst gewijzigd: 1 september 2019.
^
Homepage

Een belangrijke brief

Bij het lezen van het boek Gevarenzones voor mannen door Jerry White, © 2000 Nederlandse vertaling Navigator Boeken, kwam ik de volgende brief tegen. Jerry White heeft toestemming gegeven om deze brief te delen, met bronvermelding – zie zijn opmerking onder aan zijn brief.

En ik denk dat het de moeite waard kan zijn deze brief te lezen, ook nú nog.

De citaten uit de bijbel heb ik omgezet naar de Nieuwe BijbelVertaling. Verwijzingen naar ‘oude techniek’ heb ik aangepast.

-0-0-0-

Beste vrienden,

Toen ik tijdens een nacht in juni een uur of drie wakker lag, voelde ik het als mijn persoonlijke plicht om enkele gedachten te delen met de mannen die op onze verzendlijst staan. Dit is geen nieuwsbrief en ook geen gebedsbrief, maar meer een eenvoudige verwoording van enkele ideeën, waarvan ik hoop dat ze jullie denken zullen stimuleren.

Met het oog op enkele recente gebeurtenissen denk ik dat we het vraagstuk van seksuele zuiverheid eerlijk met elkaar moeten bespreken. Ik richt me op mannen, omdat ik zelf een man ben en alleen vanuit dat perspectief kan spreken. Maar als er vrouwen zijn die deze brief lezen, kan dat hen helpen het probleem vanuit mannelijk perspectief te zien.

Seksuele zuiverheid is een duidelijk gebod in de bijbel. ‘Het is de wil van God dat u een heilig leven leidt, dat u zich onthoudt van ontucht [seksuele immoraliteit]’ (1 Tessalonicenzen 4:3). Er zijn geen excuses voor seksuele onreinheid. Berouw, ja. Vergeving, ja. Excuses, nee. En om de een of andere reden lijken de gevolgen van seksuele zonde, ook al wordt zonde door God niet in verschillende categorieën onderverdeeld, veel diepgaander te zijn dan andere zonden.

Hier zijn een paar principes (…) gedachten (…) observaties:

  1. Seksuele zonde begint altijd als beslissing van het verstand voordat ze lichamelijk in daden wordt omgezet. Het is daarom erg belangrijk dat we onze gedachten beschermen.
  2. Een moeizaam huwelijk vormt nooit een excuus voor seksuele zonde.
  3. Een man die weduwnaar is geworden, gescheiden is of bepaalde seksuele ervaringen heeft, zal waarschijnlijk vaker te maken hebben met verleiding, voornamelijk omdat hij weet wat hij mist.
  4. In gevallen die ik heb meegemaakt, heb ik eigenschappen gezien die kenmerkend lijken te zijn voor mannen die zijn vervallen in seksuele onreinheid:
    • Zij hebben het imago van de macho en een gevoel van dominantie.
    • Zij hebben de veronderstelling gefaald te hebben op het werk, of hun trots heeft op een ander gebied een gevoelige slag gekregen.
    • Zij hebben het gevoel ‘boven de wet’ te staan.
    • Zij zijn niet al te streng voor zichzelf (…) op vele gebieden, zoals eten en lichamelijke beweging.
    • Zij komen onoplettend op plaatsen of in situaties terecht waarin de verleiding enorm groot is.
    • Zij kijken onophoudelijk en ongedisciplineerd naar vrouwen.
  5. Het afleggen van verantwoording is een belangrijk preventief middel, al is het niet het enige.
  6. Zelfs wanneer er verantwoording wordt afgelegd, zal iemand die seksueel wil zondigen een manier vinden om te liegen en anderen en zichzelf te misleiden. Daarom moeten we elkaar ondersteunen met gebed.
  7. Ongeacht onze geestelijke volwassenheid, hoe oud we zijn of hoe goed ons huwelijk is, is iedereen gevoelig voor seksuele verleiding.

Hoe kan ik verantwoording afleggen? Mijn voorstel is dat u iemand, in ieder geval zo nu en dan, directe vragen laat stellen – misschien elke maand. Hier volgen enkele voorbeelden van vragen die gesteld kunnen worden:

  1. Hebt u een seksuele relatie met iemand anders dan uw vrouw?
  2. Laat u zichzelf in met pornografie?
  3. Masturbeert u? (Dit is zonder meer een controversieel onderwerp. Ik zou u willen voorstellen het hoofdstuk over seksuele immoraliteit in mijn boek Honesty, Morality and Conscience aandachtig door te lezen. Veel mensen zijn van mening dat masturbatie geen belangrijk onderwerp is. Ik ben geneigd dat anders te zien.)
  4. Kijkt u naar films of series waarin veel seks te zien is?
  5. Laat u zich gaan in seksuele fantasieën over andere vrouwen?

Maar na dit alles vragen we ons misschien af: ‘Wat zijn goede voorzorgsmaatregelen tegen seksuele zonde?’ Hier volgen enkele adviezen:

  1. Dagelijks tijd doorbrengen met God en zijn Woord en besluiten geestelijk te groeien.
  2. Uzelf toewijden aan de strijd om verlorenen te winnen.
  3. Een goede relatie onderhouden met een of twee andere mannen voor wie u verantwoording aflegt.
  4. De relatie met uw vrouw verdiepen.
  5. Voortdurend op uw hoede zijn met betrekking tot uw gedachteleven en handelingen.
  6. Uzelf vastbesloten en voortdurend opnieuw voornemen dat u niet seksueel zult zondigen.
  7. ‘Defensief’ bidden.

In zijn boek Growing Strong in the Seasons of Life heeft Chuck Swindoll enkele wijze dingen te zeggen met betrekking tot David en Salomo:

Achteruitgang doet zich nooit plotseling voor. Er is niet één tuin die plotseling ‘overwoekerd’ is met onkruid. Er is geen kerk die plotseling ‘scheurt’. Er is geen gebouw dat plotseling ‘in elkaar stort’. Er is geen huwelijk dat plotseling ‘uit elkaar valt’. Er is niet één land dat plotseling enorm aan macht ‘inboet’. Er is niemand die plotseling ‘afglijdt’. Langzaam, bijna onopgemerkt, worden bepaalde dingen geaccepteerd die eens afgewezen werden. Dingen die eens als schadelijk werden beschouwd worden nu heimelijk getolereerd. Aan de buitenkant komt het onschadelijk over, misschien zelfs opwindend, maar de wig die het drijft laat een kloof achter die groter wordt aangezien moreel verval hand in hand gaat met geestelijk verderf. De kloof wordt een ravijn. De ‘weg die juist lijkt’ wordt, in feite, ‘de weg van de dood’. Salomo schreef dat. Hij zou het moeten weten.

Wees op jullie hoede, jullie die staan, wees op je hoede, opdat jullie niet vallen! Wees voorzichtig met het veranderen van jullie normen zodat ze overeenkomen met jullie verlangens. Pas heel goed op dat jullie niet geïnfiltreerd worden met gedachten over je eigen belangrijkheid. Wees bedachtzaam op de vallen van welvaart en succes. Mocht God rijkdom, bekendheid en succes geven, ren daar dan niet bang voor weg en voel je niet schuldig. Blijf eenvoudigweg in balans. Denk aan Salomo, die in vrij korte tijd veranderde van een nederige, wijze man in een ijdele dwaas.

De uwe in Christus,

Jerry White

Opmerking: Voelt u zich vrij om deze brief te kopiëren en te verspreiden. Vermeld alstublieft Gevarenzones voor mannen door Jerry White, © 2000 Nederlandse vertaling Navigator Boeken als bron.

-0-0-0-

De rest van het boek mag niet gekopieerd worden, maar m.b.v. de gegevens hierboven en ISBN 90-76596-01-8 kunt u/kun je vast wel uitzoeken of het leverbaar is. Mijn advies: vraag het bij uw/je plaatselijke boekhandel, en bestel het daar ook – u/jij wilt toch graag dat er een boekhandel blijft in uw stad of dorp?

Een citaat uit de brief hierboven: “Met het oog op enkele recente gebeurtenissen denk ik dat we het vraagstuk van seksuele zuiverheid eerlijk met elkaar moeten bespreken.”. Die brief is van vóór 2000, en toch is de opmerking nog actueel! Geeft u/jou dat óók te denken?

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatst gewijzigd: 1 september 2019.
^
Homepage