Indecent proposal

Dat betekent zoiets als ‘onfatsoenlijk voorstel’, of ‘immoreel voorstel’. (Voor meer betekenissen van ‘indecent’, kijk hier.)

Ik zag de laatste tijd reclameborden staan voor een theatervoorstelling met deze titel. In 1993 is er een film met deze titel geweest; het verhaal staat in het kort op Wikipedia. Dat verhaal moet je dus niet lezen als je de film of de voorstelling beslist wilt gaan kijken en verrast wilt worden. En dit stukje kun je dan beter ook niet verder lezen.

Ga ik je nu aanraden naar de theatervoorstelling te gaan of de film eens te gaan kijken?

Wil je gaan kijken? Dat laat ik aan jou over. Ik geef alleen wat opmerkingen en vragen om over na te denken.

Lees eens Spreuken 6:32-35. Dat zit wel diep, hè? Zo kwaad als iemand kan worden als er ‘iets niet goedgaat’ in zijn relatie… In de film, en vast ook wel in de theatervoorstelling, gaat het anders: iemand biedt van tevoren al geld. Verandert er daardoor iets? Nou, het lijkt een beetje op wat David overkomt als zijn zoon Absalom in opstand is gekomen, zie 2 Samuel 16:20-22. David zèlf had niet zo openlijk overspel gepleegd, zie 2 Samuel 11. Maar dat hij dat gedaan had, was voor God een reden om het David zelf te laten overkomen, zie 2 Samuel 12:11-12.

Niet zelf doen, wel kijken? Lees eens 1 Tessalonicenzen 4:3-8.

Een tijd geleden heb ik ‘Geheimen van een succesvolle film of serie‘ geschreven; lees het eens door.

Mag je dan niks?! Dat ligt eraan hoe je het bekijkt, lees maar eens ‘Christenen… dat zijn toch die mensen die niks mogen?‘.

Laatste opmerking om over na te denken: Psalm 36:3.

En ik? Ik blijf wel dromen over Openbaring 2122:5.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

11 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Samen dienen

De titel heb ik ontleend aan ’23-MVEA-2e-rapport-beleidsrapport-2017-def.pdf’, dat je kunt downloaden van gkv.nl. Niet erg origineel van mij, maar een voordeel is dat rapport en reacties erop gemakkelijker te vinden zijn als er gelijke termen in gebruikt worden. Als je ’t niet kunt vinden, kun je het bijvoorbeeld proberen via Google. (Koppeling naar downloadlocatie rapport 28 mei 2019.)

(verouderd =>) Het rapport is gericht aan de eerstvolgende synode, die van 2017 te Meppel, en aan alle plaatselijke kerkeraden, net als het eraan voorafgaande rapport ‘Pijnpunten rond vrouw en ambt’, dat ik in een eerder stukje besproken heb. Het hier besproken rapport wordt op andere plaatsen (ook) al druk besproken, of er worden plannen gemaakt voor bespreking (bron: ‘M/V in de kerk‘, 10 november 2016). (<= verouderd) Ik ga er in het vervolg van dit stuk vanuit dat je het genoemde rapport gelezen hebt, en het erbij hebt. Het vergt heel wat leeswerk om de in het rapport aangehaalde teksten tot je te laten doordringen, zeker als je de context ook tot z’n recht wilt laten komen.

Net als in mijn vorige stukje over dit onderwerp vraag ik me af: hoe sta ik er zelf tegenover? Qua gevoel is er nog niet veel veranderd, al heb ik geen hoge verwachtingen van de argumentatie van het hier te bespreken rapport, dat ik op het moment dat ik deze zin schrijf nog maar voor een klein gedeelte heb gelezen. Die lage verwachtingen hangen samen met mijn conclusie m.b.t. het vorige rapport. Aangezien ik het lastig vind om steeds Bijbelteksten te moeten opzoeken, en ervan uitga dat dat ook voor veel anderen geldt, geef ik in dit stuk links (koppelingen) bij alle genoemde Bijbelgedeeltes naar de Herziene StatenVertaling, of ze nu in het rapport staan of dat ik ze zelf noem.

Ik volg de hoofdstukindeling van het rapport. Al lezend geef ik de hyperlinks naar de genoemde Bijbelteksten (als ‘service’ voor de lezer), en mijn eventuele commentaar. Zo hier en daar zal ik een stuk uit het rapport citeren om duidelijk te laten uitkomen waarbij ik commentaar geef. Voor het gemak zal ik af en toe tussen haakjes het paginanummer uit het rapport erbij zetten. De hyperlinks verwijzen naar de Herziene StatenVertaling; de opstellers van het rapport hebben over het algemeen de Nieuwe BijbelVertaling gebruikt. Aangezien verwijzingen naar de Nieuwe BijbelVertaling niet op een voor mij acceptabele manier gemaakt kunnen worden verwijs ik daar niet naar…

Bij ‘1 Inleiding en werkwijze’

Een citaat, uit paragraaf 1.4.2: “We lijken in een situatie te zijn beland waarin de wal het schip zal keren: de praktijk maakt keuzes, zonder dat daar altijd een Bijbelse bezinning of beleidsbeslissing aan ten grondslag ligt. Dat vinden we een zeer onwenselijke situatie. Dit is dan ook de reden dat deze synode zou moeten streven naar een koers voor de toekomst, en een afgewogen besluit zou moeten nemen over de inzet van de gaven van mannen en vrouwen in onze kerken, strevend naar maximale consensus. Naar ons inzicht moet die koers gericht zijn op het samen dienen van mannen en vrouwen.“. Ik vind dit mooi en tamelijk zorgvuldig geformuleerd. Ik had wel graag gezien dat in de laatste zin God genoemd werd, om volstrekt duidelijk te hebben dat de “maximale consensus” in overeenstemming moet zijn met de Bijbel.

Bij ‘2 Bijbelse bouwstenen’

We zijn biddend het gesprek aangegaan met elkaar en met ons verleden. Ons verlangen was om te ontdekken wat Gods wil is voor ons leven, ook in de gemeente, ook in de ambten, ook in de wijze waarop mannen en vrouwen zich daarin laten inschakelen.” Op mij maakt zo’n opmerking, vooral in een stuk over een controversieel onderwerp, geen prettige indruk. Dat ‘biddend’ legt een claim, vind ik. Zie mijn stukje ‘We hebben ervoor gebeden‘. Dàt je bidt is natuurlijk heel goed! Maar dat in zo’n rapport neerzetten?

De zin die begint met “Ons verlangen” wekt bij mij de indruk dat er voor het eerst serieus en door deskundigen wordt gekeken naar “wat Gods wil is voor ons leven, ook in de gemeente, ook in de ambten, ook in de wijze waarop mannen en vrouwen zich daarin laten inschakelen.“.

Naar de ‘eerdere rapporten’ heb ik een klein uurtje gezocht op gkv.nl en met Google, maar helaas staan ze niet op een voor mij voor de hand liggende plaats online. Het zou fijn zijn als die rapporten alsnog gemakkelijk te benaderen zouden zijn, omdat (de) deputaten niet van plan zijn om “opnieuw met een brede uitleg van dezelfde teksten te komen.“.

Genesis 1, Openbaring 21.

De kernvraag van de opstellers is “is het op grond van de Bijbel gerechtvaardigd dat vrouwen in de kerk een andere positie innemen dan in de maatschappij?“. Deze vraag neemt m.i. z’n uitgangspunt in de mens, en in de praktijk.

Bij ‘2.2 Bouwsteen 1: Vrouwen (en mannen) in de Bijbel’

Enkele teksten waarnaar in het rapport wordt verwezen.
Noot 3: Genesis 1:27.
Genesis 2:24, Matteüs 19:8.

Psalm 113:9, Psalm 127, Spreuken 30:16.

1 Timoteüs 2:13-15.

Het betekent op zijn minst dat bepaalde Bijbelgegevens niet zonder meer een-op-een in de huidige situatie toepasbaar zijn.” Is dat ooit wèl zo geweest, dan?! Wat is dat voor iets tegenwoordig, dat we denken dat we zó iets bijzonders zijn dat we niet te vergelijken zijn met de mensen uit het verleden? Of is er een andere reden waarom je het zo zou formuleren als in het rapport gebeurt? En waar is deze uitspraak (dan) de opmaat voor?

Dat die opdracht vandaag deels buiten het huwelijk wordt volbracht krijgt in de Bijbel vrijwel geen aandacht.” Jeremia (Jeremia 16:1-2) en Paulus waren ongetrouwd; als zo’n status belangrijk was geweest voor de dienst aan God, dan had Paulus er vast wel wat meer opmerkingen over gemaakt dan die hij er in o.a. 1 Korintiërs 7:7, 28, en 32-35 over maakt; al zijn die opmerkingen op zich al veelzeggend.

(pagina 9)

De eerste vrouw (en in haar elke vrouw) krijgt het zwaar te verduren vanwege de vloek die haar treft na de zondeval: ze heeft voortaan een man die over haar heerst en zelf wordt ze getekend als degene die de man onderuithaalt (Genesis 3:16). Het gedrag van de meeste mannen in het Oude Testament sluit daar overigens helemaal op aan. De man-vrouw-relatie komt niet als fundamenteel wederkerig in beeld. De doorgaande lijn is: de vrouw is ondergeschikt aan de man.” Ik vraag aandacht voor “Het gedrag van de meeste mannen in het Oude Testament sluit daar overigens helemaal op aan.“. Volgens mij worden er ook veel mannen genoemd in de Bijbel waarvan niet eens bekend is of ze getrouwd waren; op mij komt dit stukje tekst uit het rapport als ‘nogal gefrustreerd’ over; ik had het eerder verwacht in een schrijfsel van een atheïst – alleen ontbreekt dan nog de opmerking/vraag: “Als God dan almachtig is, waarom heeft Hij dit toegelaten?”. En waar blijft de opmerking over het gedrag van ‘de (meeste) vrouwen’? Het vorige rapport (zie Pijnpunten rond vrouw en ambt) had het woord ‘pijnpunten’ in de titel. Is het soms een pijnpunt dat mensen hun door God gegeven positie niet willen accepteren? Een vraag die – niet zomaar – bij mij opkomt…

Voor zover mij bekend, was Rebekka Isaaks enige vrouw, en ging hij goed met haar om (Genesis 24:62-67, 25:19-28, 27:42-46, 28:1-5), met uitzondering van wat te lezen valt in Genesis 26:7. Mirjam was o.a. profetes (Exodus 15:20); ik heb niet kunnen vinden of ze getrouwd geweest is. Debora werd geen strobreed in de weg gelegd door haar man (Rechters 4:4-5). En voor wat betreft de polygamie van Abram en Jakob: die werd hun min of meer opgedrongen, toch? Bij Abram zelfs door zijn eigen vrouw, zie Genesis 16, en bij Jakob door zijn oom, zie Genesis 29:21-30, en door zijn vrouwen, zie Genesis 30:1-13. Misschien zijn er nog wel meer voorbeelden te vinden, maar mijn punt is: mag het wat minder negatief, wat minder vanuit ‘onszelf’ geredeneerd? We hebben het over de geschiedenis van het volk van God…

Genesis 18, Genesis 12, Rechters 4:9, Spreuken 31.

Vrouwen worden opgeroepen het gezag van hun man te erkennen (1 Pet. 3:1). En ook daar is Sara het voorbeeld door haar aanspraak van Abraham met ‘heer’ (1 Pet. 3:6).” Wat moet hiermee aangetoond worden? En wat is er mis mee? Of gaat het hier om ontevredenheid met je door God gegeven positie?

Maar ook op een meer subtiele manier is het weinig vrouwgerichte beeld herkenbaar: alle brieven kenmerken zich door een consequent inclusief taalgebruik, behalve waar vrouwen apart worden aangesproken (vgl. de huistafels in Ef. 5 en 6, Kol. 3, 1 Pet. 2 en 3).” Ik neem aan dat de volgende verzen bedoeld zijn in de genoemde hoofdstukken: Efeziërs 5:21-33, Kolossenzen 3:18, 1 Petrus 3:1-6. Over het “consequent inclusief taalgebruik” kan ik kort zijn: in bepaalde talen is het gebruikelijk om groepen aan te spreken met de mannelijke vorm, zelfs nú nog. En veel vrouwen vinden dat tegenwoordig zelfs voor individuen helemaal niet erg: ze voeren bijvoorbeeld de titel van directeur.

Dieper en genadiger is de manier waarop Jezus breekt met dit beeld. Hij ziet vrouwen in wier leven het kwaad zich genesteld heeft (hoeren) en wil hen als vrouw ontmoeten en in hun vrouw-zijn herstellen (Joh. 8:10 b.v.).” Het zou goed kunnen dat ik iets mis – inmiddels staat de manier waarop in het rapport met Bijbelteksten wordt omgegaan mij aardig tegen -, maar waar in Johannes 8 wil Jezus “hen als vrouw ontmoeten en in hun vrouw-zijn herstellen“? Probeert Hij niet steeds in Zijn ontmoetingen met mensen die mensen, ongeacht geslacht of status, de weg te wijzen tot de Vader? Pas dàn is er herstel mogelijk.

Een vraag: schreef Petrus zijn eerste brief niet (ver) nádat Jezus op aarde was? Zou hij dan ingaan tegen het onderwijs van Jezus? En, nu ik toch aan het vragen ben: mist Paulus de aansluiting op Jezus’ onderwijs?

Voor God is het huwelijk een voorkeursbeeld (zie de profeet Hosea en vele andere plaatsen in het Oude Testament) en ook hierbij domineren de vreugdevolle trekken (Spreuken 5:15-19, Prediker 9:9, Hooglied). Een opvallende passage is in dit kader 1 Kor. 7: 3,4 waar de meest intieme omgang van man en vrouw volkomen wederkerig ingetekend wordt. Het doet terugdenken aan de wijze waarop God de mens geschapen heeft: als twee-eenheid (Gen. 1:27).” Ja, en welk punt moet hiermee gemaakt worden? Dat dit één op één kan worden overgezet op de ambten? Daar gaat het verderop in het rapport vast nog over, dus ik laat het hier bij deze vragen.

(pagina 10)

Numeri 5.

Noot 4: Deuteronomium 22:19.

Matteüs 5:28, 19:8, 19:4-5, 19:9.

Dat ook vrouwen reden kunnen hebben tot echtscheiding over te gaan lees je nergens in de Bijbel.” Niet? Lees eens 1 Korintiërs 7:10-15.

Efeziërs 5:21-33, 1 Petrus 3:7.

Even een opmerking: die laatste tekst volgt op 1 Petrus 3:1-6, en dat bedoel ik niet als flauwe grap: deze verzen zijn al vaker aangehaald in het rapport dat ik nu bespreek en ook in het vorige (zie ‘Pijnpunten rond vrouw en ambt‘). Ik verwijs naar Job 2:10: “Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden?”. Daarmee bedoel ik (en dit misschien wel ten overvloede) dat je niet vers 7 kunt accepteren en moeilijk doen over vers 1-6.

1 Timoteüs 3:2.

… de interpretatie van Genesis 3:16.“. Ik heb een klassiek huwelijksformulier gevonden, op de site van de Hervormde Gemeente Oene. Dat formulier komt voor wat betreft de aanhaling van Genesis 3:16 aardig overeen met het formulier dat wij vroeger gebruikten. Hier is het stukje waar het om draait: “En na de zondeval heeft God tot Eva en in haar persoon tot heel het vrouwelijk geslacht gesproken: Tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben [Gen. 3:16]. Tegen deze beschikking van God zult u zich niet verzetten…”. Een beschikking is, denk ik, geen opdracht. Volgens mij is de bedoeling dat als een man zich gedraagt zoals in de vervloeking wordt aangegeven – wat hij natuurlijk niet zou moeten doen (zie Efeziërs 5:28-29) -, zijn vrouw niet meteen revolutionair reageert (vergelijk ook 1 Petrus 3:1-2). Ik zou graag de opmerking over het als opdracht opvatten gedocumenteerd zien.

Laag I: Genesis 1:27, 2:20, 23, Hooglied, Matteüs 19:8, 1 Korintiërs 7:3-4.

Laag II: “Het heeft tot diep in de 19e eeuw geduurd voordat we begrepen dat de beschrijving van slavernij geen goedkeuring betekent van dat verschijnsel.” Er waren al heel lang mensen die dat begrepen, ze hadden alleen niet genoeg macht of invloed om er iets aan te doen, behalve in hun eigen situatie. En Paulus zegt toch nergens dat slavernij vanaf het begin of vanaf de zondeval bestond? Hij gebruikt het in ieder geval niet als argument.

Laag III: Genesis 16:13, Spreuken 21:9, 19, Matteüs 13:33. Bedenk: Hagar was de slavin van Sarai, méér dan de vrouw van Abram.

Laag IV: Openbaring 21:9, Romeinen 8:1-11, Galaten 5:13-26, Efeziërs 2:11-22, Galaten 3:28, Romeinen 12:3-5, Efeziërs 4:16, Kolossenzen 3:16, 1 Korintiërs 11:17-22, Galaten 2:11-14.

Over die laatste twee Bijbelplaatsen heb ik in mijn stukje over het vorige rapport enkele opmerkingen gemaakt, die ik hier voor het gemak zal herhalen.

“Het gaat in 1 Korintiërs 11:17-22 niet (alleen) om ‘een beweging terug naar statusonderscheid’. Paulus vindt het onvermijdelijk dat er partijvorming optreedt (1 Korintiërs 11:19), want zo zal duidelijk worden wie betrouwbaar is. Ik mis de link met ‘statusonderscheid’; en zo heel slecht vindt Paulus deze ontwikkeling dus niet. In vers 20 geeft Paulus aan dat de Korintiërs niet samenkomen om de maaltijd van de Heer te vieren. Uit de verzen 21 en 22 blijkt dat ze dat juist wèl doen, maar Paulus zegt het zoals hij het zegt om de Korintiërs duidelijk te maken dat de manier waarop zij bezig zijn niets te maken heeft met het vieren van de maaltijd van de Heer. Dit Bijbelgedeelte lijkt in de Herziene Statenvertaling een stuk duidelijker dan in de Nieuwe BijbelVertaling; let daarbij vooral op de formulering van vers 20.

Het ontgaat me verder ook wat de plaats van Galaten 2:11-14 in de redenering is. Deze tekst heeft m.i. niets te maken met ‘vrouw en ambt’.”

(Einde laag IV)

1 Petrus 3:1-7, 1 Timoteüs 2:8-11. 1 Petrus 3:1-6, 1 Timoteüs 2:12, 1 Korintiërs 7:4, Galaten 3:28, Efeziërs 5:21-33.

Er wordt hier een redenering opgezet om de gelijk(waardig)heid van man en vrouw aan te tonen. Ik denk dat als de verhoudingen goed zijn, een vrouw haar man inderdaad geen ‘heer’ hoeft te noemen, maar ze moet wel zijn hoofd-zijn erkennen, zie Efeziërs 5:21-33; en hij moet haar net zo behandelen als Christus Zijn kerk behandelt. Dat hoeft volgens mij niet op gespannen voet te staan met dat een man niet zelf de zeggenschap over zijn lichaam heeft, maar zijn vrouw. Dat Paulus in Efeziërs 5:21-33 een huwelijk vergelijkt met de verhouding tussen Christus en Zijn kerk (Zijn bruid) betekent volgens mij dat er, in ieder geval zo lang de wereld mèt de zonde bestaat, géén gelijkwaardigheid is tussen man en vrouw in het huwelijk. Er wordt hier duidelijk een lijn ingezet tegen de vloek van Genesis 3:16. Een man had altijd al zo voor zijn vrouw moeten zorgen, dat is wat Paulus hier eigenlijk (o.a.) zegt. Zoals Christus Zijn bruid tot haar recht laat komen, moet een man dat ook met zíjn bruid (zijn vrouw) doen. Voor de goede orde: dit gebod dat Paulus ons zo geeft is dus géén cultureel bepaald gebod. En, dat is in deze tijd vermoedelijk moeilijk te aanvaarden, de hier in de Bijbel (Efeziërs 5:21-33) geschetste positie van een vrouw in haar huwelijk betekent volgens mij dat ze heel erg waardevol is. Het is, denk ik, te vergelijken met een situatie in een bedrijf die je tegenwoordig helaas niet zo vaak meer ziet: een waardevolle werknemer of werkneemster, daar ben je als werkgever of werkgeefster heel erg zuinig op; je ontziet hem of haar, méér dan jezelf; je realiseert je dat je bedrijf sterk afhankelijk is van die persoon; maar je wisselt niet van positie: hij of zij is niet de aangewezen persoon om leiding te geven, en jij kunt zijn of haar werk niet (zo goed) uitvoeren.

Noot 7: Exodus 3:16, Numeri 11:16-30, Ruth 4:2-4, Spreuken passim (‘passim’ betekent ‘verspreid’), Jeremia 18:18.

Leviticus.

(pagina 14)

1 Samuel 10:10-12, 1 Koningen 18:13, 2 Koningen 2:7, 2 Koningen 4:38-41.

Exodus 15:20, Rechters 4:4, 2 Koningen 22:14, Nehemia 6:14, Jesaja 8:3.

Ik denk dat Noadja, zie Nehemia 6:14, een beetje een ongelukkig voorbeeld is: een profetes die Nehemia bang wilde maken.

Dat er profetessen waren, hing wellicht samen met “de bijzondere roeping van profeten: er was nooit sprake van een overervend ambt of institutaire indienststelling, maar doorgaans was er een bijzondere werking van de Geest, die kennelijk voor de omgeving ook herkenbaar en gezagsvol was (roeping).“. Oftewel: ware profeten en profetessen werden door God geroepen. Soms gebeurt dat zelfs tegen wil en dank: zie bijvoorbeeld Bileam (Numeri 22, 23, 24), en de ‘oude profeet uit Betel’ (1 Koningen 13). En met een regeerambt heeft dat niets van doen…

Lucas 2:36, Handelingen 21:9.

Johannes 4, Romeinen 16:1.

Noot 9: 1 Timoteüs 3:11.

Romeinen 16:3, 16:7.

Bij noot 10: een interessant en lezenswaardig artikel over Andronikus en Junia(s) en het een en ander over de vertaalproblematiek van Romeinen 16:7 kun je op de website van Dick Wursten lezen. Hen zonder meer ‘apostelen’ noemen is op basis van de grondtekst niet gerechtvaardigd, volgens dit artikel.

Handelingen 2:17-18, 21:9, 1 Korintiërs 11:5, Lucas 1:46-55, Handelingen 18:26.

Handelingen 2:18, 1 Korintiërs 11:5.

Numeri 11:29.

Genesis 3.

Bij 2.3 Bouwsteen 2: vrouwelijke inbreng aanvaard en afgeremd

Rechters 4.

Noot 12: Genesis 35:8.

Rechters 4:4, 4:6, 4:14, (pagina 16) 4:17-22.

Tegelijkertijd wordt daarmee geen duidelijke trend m.b.t. vrouwelijke ambtsdragers in Israël beschreven.” Evenwichtig, helder.

Rechters 5:30.

… seksistische taal … naar de wil van God was.” Let er wel op dat ‘de wijste van haar vrouwen’ (haar = de moeder van Sisera) deze opmerking maakt, of in de mond gelegd krijgt. Zou dit een vorm van sarcasme kunnen zijn van Debora (en Barak), omdat zo’n situatie in Israël niet positief zou worden uitgelegd?

(pagina 17)

Handelingen 18, Romeinen 16:3, 2 Timoteüs 4:19, 1 Korintiërs 16:19.

Dat doen ze samen, en dat is in die tijd opvallend. Die man en zijn vrouw gaan samen met Apollos in gesprek.” Ik zou dit ‘opvallend‘ graag gedocumenteerd zien. Dat een vrouw alléén met een (vreemde) man in gesprek gaat vond men toen misschien wel vreemd, zie Johannes 4:27 (ook al kan de verbazing van de leerlingen ook slaan op het feit dat de vrouw Samaritaanse is, zie Johannes 4:9). Dat een vrouw met meerdere mannen in gesprek ging vond men niet vreemd (of het lag aan het onderwerp), zie Johannes 4:39. Lydia en de vrouwen die bij haar waren vonden het niet raar om door vreemde mannen te worden aangesproken, zie Handelingen 16:13-15. Nogmaals: ik zou graag onderbouwing zien van het ‘opvallend‘.

Bovendien vindt het in gesprek gaan van Priscilla en Aquila met Apollos niet in de samenkomst plaats, ze namen hem terzijde.

1 Korintiërs 16:19, 1 Korintiërs 14:34, 1 Timoteüs 2:11-12.

Romeinen 16:3.

Handelingen 18:2, 1 Korintiërs 16:19, Handelingen 18:18, 18:26, Romeinen 16:3, 2 Timoteüs 4:19.

(pagina 18)

Noot 18: Handelingen 18:26.

1 Korintiërs 14:34, 1 Timoteüs 2:11-12.

In het rapport wordt geconcludeerd dat Paulus de vrouwelijke inbreng in de gemeente goed vindt. Volgens mij is dat geen nieuws, in ieder geval niet voor mij.

1 Korintiërs 14:34, 1 Timoteüs 2:9-10.

(pagina 19)

1 Korintiërs 14:34-36, 1 Timoteüs 2:11-12.

1 Korintiërs 14, 14:33, 14:36.

1 Korintiërs 14, 14:27-28, 1 Korintiërs 11, 11:5.

Noot 24: 2 Tessalonicenzen 3:12, Kolossenzen 3:18, 3:20.

1 Timoteüs 2.

1 Timoteüs 2. “Dat is geen algemene uitspraak want …” Mis ik hier (weer) iets? Ik zie in de context van die uitspraak over gezag en onderwijs het woord ‘samenkomst’ staan, zie 1 Timoteüs 2:8. In de context van de uitspraak over ‘oude vrouwen als moeders’ zie ik het woord ‘vermaant’, zie 1 Timoteüs 5:1. Op zich is ‘geen algemene uitspraak‘ feitelijk juist, maar mij bekruipt de indruk dat de opstellers het niet zo bedoelen als ik met de respectievelijke contexten heb laten zien.

1 Timoteüs 5:2, (pagina 20) 2 Timoteüs 1:5.

Noot 25: Spreuken 1:8.

1 Korintiërs 14:34-36, 1 Timoteüs 2:8-15, 1 Timoteüs 5:2.

Wat Paulus precies bedoelt met zijn opmerkingen in 1 Kor. 14:34 en 1 Tim. 2:9-10, wordt verschillend beoordeeld. Wat zijn woorden precies betekenen voor onze tijd, is ook niet duidelijk.

Zoals ik er nu tegenaan kijk, kan ik de opstellers v.w.b. de eerstgenoemde tekst bijvallen; het ontgaat mij hoe vrouwen zouden moeten profeteren of in klanktaal spreken als ze moeten zwijgen. Zie de noot die bij de Willibrordvertaling van vers 34 staat (er staat een sterretje achter het woord ‘Het’, klik daarop om de noot te zien). Helaas is de genoemde Willibrordvertaling niet (meer) online beschikbaar (9 december 2017). Maar aangezien ik nog niet halverwege het rapport ben…

V.w.b. de tweede tekst lijkt het mij dat daarover niet zo heel veel verschil van mening kan bestaan; vers 10 geeft immers een duidelijke denkrichting? In mijn woorden: zorg er zo goed mogelijk voor dat je niet op een afleidende manier tussen je naaste en God komt te staan. Ik moet eerlijk zeggen dat mijn gedachten wel eens naar Genesis 38:16 uitgingen als ik rondkeek in de kerk. Dat is uiteraard mijn eigen ‘dirty mind’ (zie Matteüs 5:27-28), maar het heeft, denk ik, ook met verleiding te maken. En ik wil mijn rechteroog en rechterhand graag houden (Matteüs 5:29-30), dus ik stel er wel prijs op dat mijn ‘geestelijke zussen’ mij niet ‘biologisch’ afleiden. Maar misschien leg ik mijn eigen woorden ‘zorg er zo goed mogelijk voor dat je niet op een afleidende manier tussen je naaste en God komt te staan’ nu niet goed uit?

1 Timoteüs 2:11. “… zich te laten onderwijzen, wat cultureel niet gebruikelijk was in die tijd.” Misschien niet in de lagere klassen, van de hogere krijg ik de indruk dat het niet ongewoon was; vgl. b.v. Lydia (Handelingen 16:13-15), die als purperverkoopster toch een zekere opleiding gehad moet hebben. Maar misschien was dat in Efeze, waar Timoteüs is als hij de eerste brief van Paulus krijgt, anders. Paulus’ uitspraak lijkt mij, in ieder geval in vertaling, vrij algemeen bedoeld: zie de context in 1 Timoteüs 2:9-15; ‘de vrouwen’, ‘zoals gepast is voor vrouwen’, ‘een vrouw’, en dan de verwijzing naar Adam en Eva…

… het is geen vaste grond op basis waarvan de ambten voor vrouwen gesloten moeten blijven.” Misschien niet… Maar tot nu toe heb ik nog niks gelezen over dat in 1 Timoteüs 3 en in Titus 1:5-9 de opzieners mannen worden genoemd. Maar dat komt vast nog wel.

Bij 2.4 Bouwsteen 3: exegese van teksten over hoofd

1 Korintiërs 11:3, Efeziërs 5:23.

(pagina 21)

1 Korintiërs 11:7a, Genesis 1:27, Psalm 8:6, 1 Korintiërs 11:7b.

Efeziërs 5, 1 Korintiërs 11:8-9, Genesis 1:27.

Staat elke man dan boven elke vrouw?” Misschien goed om 1 Korintiërs 11 eens te bekijken in de Naardense vertaling, en in de Willibrordvertaling. De suggestie dat ‘de vrouw’ omwille van ‘de man’, beide in het algemeen, geschapen zou zijn lijkt mij vrij onzinnig. God gaf Adam een vrouw. Als God ‘de man’ ‘de vrouw’ had gegeven, zouden we geen huwelijk (nodig) hebben, lijkt mij.

1 Korintiërs 11:11.

Het lijkt erop dat Paulus een geheel eigen praktijk voorstaat, een praktijk die hij heeft geïntroduceerd in alle gemeenten waar hij werkte, een praktijk die onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. In onze eeuw is die praktijk verdwenen.” Wellicht is de uitwerking tegenwoordig anders – ik heb af en toe de indruk dat ook die verdwenen is -, maar Paulus verwijst naar Christus als het hoofd van de man (1 Korintiërs 11:3), en naar de engelen (1 Korintiërs 11:10); die onderliggende ‘zaken’ kunnen wij niet ‘zomaar’, met een beroep op de tegenwoordige cultuur, aan de kant schuiven. Dat zie ik tot op zekere hoogte ook wel terug in het rapport: “De vraag is hoe je dat onderscheid vandaag vorm zou kunnen geven.“.

(pagina 22)

Kolossenzen 3:18-19, 1:15-18.

Kolossenzen 2:18-19.

Kolossenzen 3:13, Kolossenzen 3:16, 1:18, 2:10, 2:19, 3:18-19.

Efeziërs 5:22-23.

Noot 30: Efeziërs 5:22-23, Kolossenzen 3:18-19.

Efeziërs 1:22-23, 4:15, 4:16.

Efeziërs 4:25, (pagina 23) 5:21. Noot 31: Efeziërs 5:21, 22. Wellicht sluit de Herziene StatenVertaling beter aan bij wat de opstellers van het rapport bedoelen dan de Nieuwe BijbelVertaling; in ieder geval is vers 21 daar de afsluiting van het voorgaande gedeelte.

Efeziërs 5:22-23, 6:1, 6:5. “… als Paulus het gewenste gedrag van vrouwen tegenover hun eigen man beschrijft, gebruikt hij niet het woord ‘gehoorzamen’ maar het woord ‘het gezag aanvaarden’ of ‘zich schikken’, hetzelfde woord dat hij ook al gebruikte als afsluiting van zijn algemene aanwijzingen over het nieuwe leven.” De vrouw is dus niet de (of een) slavin van haar man. Wij zijn immers ook geen slaven van de Heer? We zijn kinderen van God (zie b.v. 1 Johannes 3:1). De echtgenoot wordt op de juiste (ver)houding tot zijn vrouw gewezen in Efeziërs 5:28-30.

Efeziërs 5:23, 1 Korintiërs 11, Efeziërs 5, 5:31, 5:24, 5:25, 5:30. Noot 32: Efeziërs 5: 30 HSV, Genesis 2:23.
Efeziërs 5:33. (pagina 24) “Dit zegt daarmee wat over de huwelijksrelatie, maar niet over de ambten.” Wisten we dat nog niet?

Bij 2.5 Bijbelse bouwstenen: conclusies

Genesis 1:27, Galaten 3:28, 1 Petrus 2:11, 2:9, Marcus 3:35, Hebreeën 2:11-12, 2:17, 1 Petrus 3:7, Handelingen 2:17-18, 2 Korintiërs 11:2, Efeziërs 5:25-32, Openbaring 19:7, 21:9.

Het valt mij op dat Petrus in zijn eerste brief, hoofdstuk 2, vers 11, de ontvangers van zijn brief behalve geliefden ook vreemdelingen noemt, en dat hij ze oproept niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens. Mijn interpretatie: de cultuur is (iets) minder belangrijk, en onze verlangens moeten onderworpen zijn aan Gods wil.

Met een ander beeld is de gemeente – niet mannelijk, maar vrouwelijk – de geliefde van de Heiland …” Volgens mij zit hier ergens een tegenspraak… Deze opmerking bedoelt volgens mij te suggereren dat vrouwen de ambten ook kunnen bekleden, terwijl er aan het eind van de vorige paragraaf gezegd werd: “Dit zegt daarmee wat over de huwelijksrelatie, maar niet over de ambten.“.

Exodus 15:20, Micha 6:4, Rechters 4:4, Jesaja 8:3, 2 Koningen 22:14-20, 2 Kronieken 34:22-28, Lucas 2:36, 1 Timoteüs 5:5, 5:9, Handelingen 21:9, 1 Korintiërs 11:5, 1 Timoteüs 3:11, Romeinen 16:1-2, Handelingen 18:26, 1 Korintiërs 16:19 (neem ik aan), Handelingen 16:40, Kolossenzen 4:15, Filemon :2, Spreuken 31, 2 Johannes :1.

Zoals de vrouw leiding geeft aan haar huishouden (Spr. 31), kan zij door haar inzet ook met haar huis een belangrijke rol in de gemeente spelen. In die betekenis spreekt de apostel Johannes de gemeente aan als ‘vrouwe’ (kuria, 2 Joh :1).” Dat lijkt me sterk. Als de gemeente als ‘vrouwe’ wordt aangesproken, kan dat niet vergeleken worden met een vrouw, die leiding geeft aan haar huishouden. Dat zou wèl kunnen als Johannes een vrouw aansprak die de leiding over de gemeente had.

(pagina 25)

1 Korintiërs 14:34-36, 1 Timoteüs 2:8-15, 1 Timoteüs 5:2, 1 Korintiërs 14:34, 1 Timoteüs 2:9-10

Het lijkt erop dat het vooral dit laatste is, omdat Paulus dankbaar gebruik maakt van de inbreng van vrouwen zoals Priscilla.” Dat zou goed kunnen; maar echte profeten en profetessen worden door God Zelf geroepen, en niet in hun ambt benoemd door mensen; wèl moeten ze door de andere gelovigen erkend worden, als ze Gods woorden doorgeven. De koppeling met eventuele openstelling van de nu bestaande ambten voor vrouwen zie ik tot nu toe nog niet.

1 Korintiërs 11, Efeziërs 5, Kolossenzen 3.

Het is aan ons om in onze huidige wijze van samenleven zelf vorm te geven aan zowel het vooropgaan door mannen als het bescheiden meewerken in Gods Koninkrijk door vrouwen (de ‘hoofdbedekking’ waar Paulus op wijst).” Helder.

Daarin is veel eerder relevant dat God gaven en talenten heeft gegeven aan mannen en vrouwen om de schepping te voltooien en dat de leiding van de gemeente wordt gedragen door Gods kinderen die daartoe gezegend zijn met gaven en die geroepen zijn uit het midden van de gemeente.” Vooral dat ‘geroepen zijn‘! Het feit dat je iets kunt – omdat je gaven en talenten hebt gekregen – hoeft niet te betekenen dat je dat ook moet doen; in ieder geval niet in een rol die God misschien niet voor jou bedoeld heeft. God vindt gehoorzaamheid erg belangrijk, zie b.v. 1 Samuel 15:22-23, Spreuken 21:3, Hosea 6:6, Romeinen 6:16. En denk aan de gezalfde David, die tot twee keer toe Sauls leven spaarde, hoewel hem goede argumenten aan de hand werden gedaan om Saul te doden (1 Samuel 24:1-8, 26:3-12). En denk ook aan Uzzia (2 Kronieken 26:16-21).

(pagina 26)

Bij ‘3 Het belijden over de ambten’
Bij ‘3.2 Bijbelse grondlijnen voor de ambtsleer’

Exodus 13:1, 13:12, 1 Petrus 2:9, Exodus 32:26, 32:29.

(pagina 27)

In de drie ambten zien we vrouwen sporadisch optreden, vooral in het profetisch ambt.” We zien vrouwen nooit als priesteres in de dienst aan God. En ook als koningin (vergelijkbaar met onze vorige koningin Beatrix) zien we ze, voor zover ik weet, nooit in dienst van God. Atalja (2 Koningen 11) is niet bepaald een verheffend voorbeeld. Profetessen waren er inderdaad wèl!

Wordt Jezus in de Bijbel geen profeet genoemd? Ik denk aan Matteüs 13:57. Was dat toen ook al een spreekwoord? Het volk hield Hem voor een profeet: Matteüs 14:5, 21:11, 21:46, Lucas 7:16 (en op nog veel andere plaatsen in het Nieuwe Testament). En dat is één van de dingen waar het bij een profeet op aankomt, zie ook Numeri 12:6-8, Deuteronomium 13:1-6, en in het bijzonder het laatste gedeelte van Deuteronomium 18:15-22. Dus ik denk dat het niet alleen de ‘calvinistische lijn‘ is, waarin Jezus profeet wordt genoemd.

1 Petrus 2:9.

(pagina 28)

De reformatoren hebben elk verschil tussen geestelijke en leek bestreden.” Misschien wel in de zin van dat we allemaal kinderen van God zijn, maar niet als het gaat om de ambten.”… maar dat het als zgn. inclusieve vertaling moet gelden.” Dat lijkt mij duidelijk! Vrouwen zeggen dit toch ook over zichzelf als ze dit antwoord uitspreken? Maar om dat apart op te nemen in de tekst lijkt mij overdreven: we zijn gewend voor de ‘neutrale vorm’ de mannelijke vorm te schrijven.

Handelingen 11:26.

Is er dan nog verschil tussen het ambt van alle gelovigen en het bijzondere ambt?” Ik vind dit een suggestieve vraag. Lees b.v. 1 Timoteüs 3, Titus 1:5-9, waar van opzieners geschreven staat dat ze mannen moeten zijn.

(pagina 29)

Bij ‘3.3 De reformatorische doordenking’

(pagina 30)

Efeziërs 4:10.

(pagina 31)

Noot 37: Romeinen 12:8, 1 Timoteüs 5:9.

1 Timoteüs 3. Waarom geen opmerking(en) over het feit dat opzieners en diakenen volgens dit hoofdstuk mannen moeten zijn? Wellicht komt dat nog.

Maar nergens wordt de mannelijkheid als in enige mate bepalend voor het ambt ter sprake gebracht.” Misschien niet in de belijdenis en de formulieren, maar dus wèl in de Bijbel… en zouden onze voorouders, zou Guido de Brès, het daarom misschien niet nodig gevonden hebben dit expliciet in de belijdenis te zetten? Laat ik het maar ronduit zeggen: ik vind deze redenering van de opstellers van het rapport flauw (in de betekenis van ‘zouteloos’).

Efeziërs 4:11.

(pagina 33)

Romeinen 12:6-8, 1 Korintiërs 12.

Bij ‘3.4 Actuele accenten in de gemeente’

Johannes 13.

(pagina 34)

Noot 40: Matteüs 16:19, 18:18.

Handelingen 6, 13, 14.

(pagina 35)

In de voorschrijvende gedeelten is het uitgangspunt in de regel dat het om mannen gaat (1 Tim. 3). Tegelijk blijken daar ‘de vrouwen’ niet buiten beeld te zijn, of het nu gaat om vrouwelijke diakenen of om de echtgenotes van diakenen (1 Tim. 3:11).

Inderdaad, het gaat om mannen. Dat wordt dan toch nog genoemd… Maar hoezo ‘in de regel‘?

Als we de bijzondere ambten herleiden tot de Bijbel, mogen we de bijzondere vrouwen in erkende functies niet over het hoofd zien. Dat geeft bijbelse ruimte om in onze tijd de mogelijkheid van ambtsdienst van vrouwen te overwegen, hetzij in (een wijze van) participatie in dezelfde bijzondere ambten als gelovige mannen hetzij in het creëren van bijzondere ambten voor gelovige vrouwen. Het is de gave van de heilige Geest, ook aan gelovige vrouwen gegeven (Hand. 2:17-18), die het begin van de volmacht is. Bij erkenning van en bevestiging in die gaven kunnen we van een ambt spreken.” Ik zie niet (in) hoe Paulus’ voorschriften over de aanstelling van opzieners / oudsten (1 Timoteüs 3, Titus 1:5-9) zó kunnen worden uitgelegd dat deze rol ook door vrouwen kan worden vervuld, zonder wat Paulus zegt geweld aan te doen.

Ik voel langzamerhand een tegenstrijdigheid in gevoelens. Aan de ene kant is het prachtig dat we allemaal het ‘ambt van alle gelovigen’ hebben, aan de andere kant is het toch kennelijk ‘wat minder’ als je niet in een ‘officieel’ ambt kunt dienen. Waarom? Om iemands voeten te wassen hoef je toch geen (officiële) ambtsdrager te zijn?

1 Petrus 2:9, Handelingen 2:17.

Openbaring 19:7-8, Micha 6:4.

(pagina 36)

1 Timoteüs 2:12.

Matteüs 7:29, Marcus 1:27, 2 Korintiërs 2:17. Als Paulus met gezag leert, waarom proberen we er dan onderuit te komen?

1 Timoteüs 2:12, Efeziërs 5.

(pagina 37)

Het geslacht van zijn dienaars is geen factor in de geloofsleer over de ambten in de belijdenis.” Zoals ik al eerder opgemerkt heb: Guido de Brès kende ook 1 Timoteüs 3 en Titus 1:5-9.

De roeping van mannen wordt in de Bijbel ook niet gekoppeld aan het ‘man’ zijn.” Zie de hier direct boven genoemde teksten, en ik verwijs naar wat ik eerder schreef over gehoorzaamheid en offers.

Juist als vroomheid en wetenschap verbonden zijn, mag het volgehouden gebed om Gods zegen tot vruchten leiden.” Maar stel dat je verkeerd bidt? Je kent, als vrouw, de hierboven genoemde teksten 1 Timoteüs 3 en Titus 1:5-9. En tòch denk je dat je geroepen wordt om oudste of opziener te worden?! Zie eventueel ook ‘We hebben ervoor gebeden‘. En denk aan Uzzia (2 Kronieken 26:16-21).

(pagina 39)

Efeziërs 4:11.

Bij ‘3.5 Conclusies rond ambt en belijden’

Efeziërs 4, 1 Timoteüs 3.

(pagina 40)

Integendeel, wie in de NGB zoekt naar de eisen die aan een ambtsdrager worden gesteld, merkt dat die niet specifiek voor mannen geformuleerd zijn.” Kennelijk is het punt nog niet helemaal duidelijk, dus herhaal ik mijn punt ook nog maar een keer: Guido de Brès kende ook 1 Timoteüs 3 en Titus 1:5-9. Het argument dat de belijdenis het niet over het ‘man zijn’ van ambtsdragers heeft zou dus beter weggelaten kunnen worden: het zegt namelijk helemaal niets.

De zwijgteksten hebben later vervolgens in de kerkpolitiek regelmatig hun rol gespeeld om die dominantie te handhaven.” Zou men niet ook als reden gehad kunnen hebben dat men gehoorzamen wilde aan het Woord van God? Ik zou graag de onderbouwing zien van de opstellers als het om deze stelling gaat.

Uit het voorgaande blijkt dat de keuze voor het gesloten houden van het ambt voor vrouwen, geen bewuste keuze is geweest, maar vooral een ‘natuurlijke’ keuze. Het is goed te bedenken welke invloed dat op het bijbelgebruik heeft gehad.” Graag zie ik bewijzen voor ‘geen bewuste keuze‘. Zoals ik al heb aangegeven zie ik dat ‘blijkt‘ niet zo; zonder ‘b’ zou het misschien kunnen: “Gezien het voorgaande lijkt de keuze voor het gesloten houden van het ambt voor vrouwen geen bewuste keuze geweest te zijn, maar vooral een ‘natuurlijke’ keuze.”. Dat ik in een blog ‘blijkt’ gebruik is nog daaraan toe – een blog staat erom bekend dat die iemands mening weergeeft, al is dat nog geen reden om er dan meewarig over te doen (zie ‘ceterum censeo‘ in een eerder stukje) -, maar dat in een officieel rapport het een en ander beweerd kan worden zonder bewijsgrond… Het lijkt de politiek wel! Daar gebeurt het van tijd tot tijd dat het resultaat van een onderzoek al van tevoren vaststaat. Als ik zoiets voor mijn werkgever deed – waarbij ik veronderstel dat die rechtdoorzee is – zou ik een lastig gesprek met hem/haar tegemoet kunnen zien. Zomaar zoiets beweren in een zó belangrijk rapport… – ik zou dat zèlf niet graag doen (Lucas 6:31).

(pagina 41)

De keuze is echter niet gemaakt op basis van de Bijbel of de belijdenisgeschriften.” Die keuze is, denk ik, wèl gemaakt op basis van de Bijbel, zie 1 Timoteüs 3 en Titus 1:5-9.

Bij ‘4 M/V in de GKv praktijk’

(pagina 44)

Leer en leven lopen op dit punt, ruw gezegd, uiteen.” Dat vráágt om deze open deur: dan kun je twee dingen doen; je leven beteren, of je leer aanpassen. Persoonlijk voel ik meer voor het eerste – tenzij we met onze leer van nu van de Bijbel zouden afwijken.

(pagina 46)

Noot 64: 1 Timoteüs 2:8-15, Galaten 3:25-28.

(pagina 48)

Zoeken naar mogelijke verschillen tussen mannen en vrouwen voegt daarom naar ons inzicht weinig toe aan de vragen die spelen rond vrouw en ambt. Het is veel belangrijker om te zien welke gaven en talenten ieder individu gekregen heeft om te kunnen inzetten in dienst van de gemeente.” Met de eerste zin ben ik het helemaal eens; met de tweede niet. Je kunt menen nog zoveel gaven en talenten te hebben, maar die mag je alléén inzetten op een manier die God niet expliciet afgekeurd heeft. Zie wat ik eerder schreef over gehoorzaamheid en offers.

(pagina 49)

Bij ‘5 Advies zusterkerken’

(pagina 50)

De reactie uit de DGK is afwijzend, omdat “de Generale Synode Ede 2014 heeft besloten geen correspondentie meer te voeren met het kerkverband van DGK“ en men daarom veronderstelt “dat uw opdrachtgever moeilijk beoogd kan hebben een ingevulde enquête van ons kerkverband terug te ontvangen“.” Komisch, toch?

(pagina 53)

“… de NGK heeft door de cultuurbepaaldheid van de zwijgteksten te benoemen meer ruimte gevonden voor het besef dat vrouwen volledig delen in de gaven van de geest in het spreken en leiden in de gemeente en heeft de ambten voor vrouwen opengesteld.” Deze zin is niet geformuleerd door de NGK, maar door de opstellers van het rapport. Vinden zij ook dat de zwijgteksten cultuurbepaald zijn? Ook al zou dat zo zijn, dan nog had er zorgvuldiger geformuleerd kunnen worden. Bijvoorbeeld: “… de NGK heeft door de zwijgteksten als cultuurbepaald te benoemen meer ruimte gevonden voor het besef dat vrouwen volledig delen in de gaven van de Geest in het spreken en leiden in de gemeente en heeft de ambten voor vrouwen opengesteld.”. En ik neem aan dat ‘Geest’ bedoeld wordt i.p.v. ‘geest’. Maar misschien heb ik dat mis?

(pagina 59)

Bij ‘6 Argumentatie en advies’

Door de hele Bijbel heen wordt zichtbaar dat gaven van vrouwen worden ingezet in dienst van het evangelie, als profetes, apostel, diaken of rechter.” Als apostel? Dat stond toch (nog) niet vast? Zie opmerkingen hierboven.

(pagina 67)

1 Korintiërs 14:34.

(pagina 68)

1 Korintiërs 14:34, 1 Timoteüs 2:11, 2:12, 1 Korintiërs 14:34, 1 Timoteüs 2:13-14.

Romeinen 16:1-2, 1 Timoteüs 3, 5.

(pagina 69)

Micha 6:4, Rechters 4, 5, Titus 2.

De verwijzingen naar bestuur en rechtspraak vind ik minder sterk; dit betreft wereldlijke functies. Weliswaar binnen het volk van God, een theocratie, maar toch. Tegenwoordig hebben vrouwen in ‘de wereld’ ook bestuurlijke en rechterlijke functies, maar in onze kerken is dat over het algemeen (nog) geen aanleiding om ze ook toe te laten tot het ambt van oudste (een regeerambt).

En ik mis hier 1 Timoteüs 3 en Titus 1:5-9 als gronden om vrouwen niet tot het ouderlingambt toe te laten. Dat is, gezien het doel (dat ligt er, nu ik tot hier gekomen ben, behoorlijk dik bovenop) van de opstellers van het rapport, natuurlijk logisch, maar toch: het had ergens besproken moeten worden.

Joël 3:1-2 (2:28-29), Handelingen 2:17-18, 21:8 (bedoeld is volgens mij vers 9), 1 Korintiërs 11:4-5.

De verwijzingen naar Joël 3:1-2 (2:28-29) en naar Handelingen 2:17-18 zie ik hier niet als grond. Zijn er profeten onder ons? Zijn er dromen met ons gedeeld? Visioenen? En het feit dat de dochters van Filippus (Handelingen 21:9) de gave van de profetie bezaten, heeft toch niets met preekconsent te maken? Een profeet of profetes krijgt zijn of haar boodschap rechtstreeks van God. Zie wat ik daarover eerder schreef.

1 Korintiërs 14:3, 34.

Het nieuwtestamentische profeteren is wat de inhoud betreft in de gereformeerde traditie opgevat als uitleg van de heilige Schrift en door de Geest geleid toepassen op het heden, en wel in de prediking.” Als dat zo is, dan vraag ik me af waarop dat gebaseerd is. Misschien wordt het dan tijd dat we dit deel van onze gereformeerde traditie eens opnieuw gaan bekijken.

Ik noem enkele teksten uit het Nieuwe Testament over profeten, of mensen die profeteren, en wat ze zeggen en doen: Lucas 1:67-79, Johannes 11:49-52, Handelingen 11:27-28, 13:1-3, 21:10-11, 1 Korintiërs 14:29-33, 37, Openbaring 11:1-14.

Kortom, wat doet een profeet? Die voorspelt de toekomst binnen de kaders van de Bijbel, en/of geeft een opdracht van God (de Heilige Geest) door, en/of doet wonderen. Anderen moeten het gesprokene beoordelen. Een mens kan, denk ik, zowel profeet als leraar zijn (zie Judas en Silas, Handelingen 15:32), hoewel Paulus een onderscheid aanbrengt in 1 Korintiërs 12:28.

Joël 3:1-2 (2:28-29), Handelingen 2:17-18, 21:8, 1 Korintiërs 11:4-5.

1 Korintiërs 14:3, 34.

Zie mijn commentaar bij de vorige keer dat deze teksten genoemd zijn.

(pagina 70)

1 Petrus 3:7, 1 Timoteüs 2:8-15, 1 Korintiërs 14:34-35.

Conclusie

Ik mis een bespreking van Titus 1:5-9. Dat vind ik jammer. Ik had graag geweten wat een gezelschap van zoveel theologen en ‘leken’ daarover te zeggen heeft. Maar misschien staat dat in een van de rapporten waar ik nu niet bij kan?

Her en der heb ik de vinger gelegd bij onzorgvuldige formuleringen. Voor een zo belangrijk onderwerp als dit vind ik het erg jammer dat die ‘erdoor geglipt zijn’.

De verwijzingen naar Bijbelteksten, ook in gronden voor besluiten door de synode, vind ik vrij zwak; de ‘wens’ klinkt (veel te) duidelijk door in de uitleg van bepaalde Bijbelteksten.

De zwijgteksten zijn naar mijn indruk onvoldoende ‘ontkracht’ voor onze tegenwoordige situatie. Je kunt niet profeteren en in klanktaal spreken en tegelijk zwijgen. Maar hoe zit het dan wel? Daarover vind ik onvoldoende goed gefundeerde aanwijzingen in het rapport.

Afsluiting

Er wordt gezocht naar erkenning, bijvoorbeeld door een bijzonder formulier, of door bevestiging. Waarom vindt men dat zo belangrijk? Moeten we ons werk niet doen alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen? Zie Efeziërs 6:5-8. En nee, wij zijn geen slaven, in ieder geval niet officieel – hoewel, sommige werknemers en freelancers… – en dus zou het niet voor ons gelden? Bekijk de oproep van Paulus nog maar eens goed.

Zou ik zelf met een alternatief voorstel moeten komen? Niet per se, denk ik.

Welke wet bedoelt Paulus in 1 Korintiërs 14:34? Ik kan mij er geen heugen uit het Oude of Nieuwe Testament waar zoiets staat. Een Romeinse wet? En bij ons is het absoluut geen schande (meer) als een vrouw iets in een samenkomst zegt (1 Korintiërs 14:35). Al heb ik nog nooit meegemaakt dat er iemand, man of vrouw, profeteerde of in klanktaal sprak.

Ik heb wat meer moeite met 1 Timoteüs 2:11-14. Stel dat een vrouw al heel wat onderwijs heeft gevolgd, en heel wat meer weet dan veel mannen? Paulus’ argumentatie met ‘Adam en Eva’ zit mij daar dwars.

Op basis van 1 Timoteüs 3 en Titus 1:5-9 ben ik geneigd om het ambt van ouderling, beter ‘oudste’, als alleen voor mannen bestemd te houden. Zonder goede argumenten waarom deze teksten nu niet meer geldig zijn is het wat mij betreft ongehoorzaamheid aan het Woord van God om te doen wat de synode inmiddels besloten heeft.

Het rapport heeft mij (bepaald) niet overtuigd.

Meer lezen?

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

10 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Volg niet de levenswijze van de Egyptenaren

Volg niet de levenswijze van de Egyptenaren, bij wie je gewoond hebt, noch de levenswijze van de Kanaänieten, naar wie ik je breng.” Dat staat in Leviticus 18:3.

Het hoofdstuk eindigt met waarschuwingen van God waarom de Israëlieten de gruwelen van de Egyptenaren en de Kanaänieten niet moeten overnemen of nadoen: vers 24-30.

Tegenwoordig gaan er stemmen op die beweren dat alle regels die God van vers 6 tot en met vers 23 geeft dus in een context staan van (verboden) afgodendienst, omdat de Egyptenaren en de Kanaänieten deze gruwelen bedreven in dienst van hun afgoden. En aangezien wij nu niet meer aan afgodendienst doen, en in een andere cultuur leven…

Zou God dat werkelijk zo bedoeld hebben?

Laten we dat eens nader bekijken. Lees eens Leviticus 19:1 en 20:7-8, 23, 26. En dan zien we dat in Leviticus 20:9-21 zo’n beetje ‘hetzelfde rijtje’ genoemd wordt als in hoofdstuk 18:6-23.

En in hoofdstuk 20 worden ‘de andere volken’ nog wel genoemd, maar de hoofdzaak is dat het volk heilig moet zijn, omdat God heilig is. En aan dat laatste is niets veranderd.

Maar ik kan nog wel even doorgaan…

Als de farizeeën Jezus een vraag stellen over de scheidingsbrief, verwijst Hij naar het begin, zie Marcus 10:2-12. En met dat begin bedoelt Hij Genesis 2:24.

Maar dan hebben we het dus over regels voor getrouwde mensen…

Klopt! Maar Jezus heeft nog wel meer gezegd; kijk maar eens in Matteüs 5:27-28. Daar heeft Hij het ook tegen òngetrouwde mensen. God wil dat we heilig leven (1 Petrus 1:13-21).

Paulus betrekt in Efeziërs 5:22-32 de huwelijksverhouding tussen man en vrouw op Christus en de kerk. Natuurlijk kun je dat afdoen als een voorbeeld.

Ja, maar we mogen toch bij Jezus komen zoals we zijn? Dat is helemaal waar, maar hoe zijn we daarna? Lees maar eens Johannes 8:1-11, en dan vooral wat Jezus helemaal aan het eind van vers 11 zegt.

Maar hoe moet je dat dan doen? Volgens Visje: Jezus volgen? Laat Hem dan wel voorgaan! Achter Hem aangaan is oneindig veel beter dan je door vrome praatjes laten leiden.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Je hebt het recht om van je eigen fouten te leren

Een waarheid als een koe. Maar hoever drijf je dat door?

Onderzoek alles, behoud het goede“: dan mag je toch zeker je eigen fouten maken? Er staat nog wat achter, zodat het ‘hele’ stukje wordt: “Onderzoek alles, behoud het goede, en vermijd elk kwaad, in welke vorm het zich ook voordoet.” (1 Tessalonicenzen 5:21-22). Oftewel: als je weet dat iets niet goed is… waarom zou je dat dan persoonlijk nog willen onderzoeken? In dat geval zou je ook van andermans fouten kunnen leren.

Lees eens Hebreeeën 12:1-13. Dat is het stukje dat volgt op het bekende hoofdstuk Hebreeën 11.

En lees ook Romeinen 12:16. Dat staat kort ná een stukje over dat we allemaal één lichaam zijn en wat daarbij komt kijken: Romeinen 12:3-8. Meer over dat lichaam is overigens te vinden in o.a. 1 Korintiërs 12.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Het doel van de kerk is mensen bij de Heer te bewaren

De titel van dit stukje is een citaat uit een interview met Jos Douma in het Reformatorisch Dagblad. De volledige zin luidt: “Het doel van de kerk is mensen bij de Heer te bewaren, niet om de boel bij elkaar te houden.“.

De kerk is in de huidige vorm niet goed in staat om verbinding te leggen met de samenleving, is ook één van zijn opmerkingen. Ook al kriebelt zo’n opmerking mij, toch heb ik dat gevoel ook wel vaak. Als ik vertel dat ik christen ben, wordt dat meestal voor kennisgeving aangenomen; slechts heel soms komt er een gesprek over wat geloven in Christus voor mij betekent en voor de ander zou kunnen betekenen.

Ik denk zelf dat het mij niet goed lukt om de ‘nood van deze wereld’ duidelijk te maken. Als ik over ellende begin (om van ‘zonde’ maar te zwijgen), gaat de reactie doorgaans in de richting van “God is toch almachtig?”.

Lees het interview, en denk er eens over na…

N.B. Op zondag is het grootste deel van de site van het Reformatorisch Dagblad niet bereikbaar, zie evt. Wikipedia hierover.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten

De titel van dit stukje is afkomstig uit het Bijbelboek Leviticus (hoofdstuk 19:33-34). In dat Bijbelboek staat veel ‘droge stof’, die overigens waardevol kan zijn om te bestuderen; soms vind je er ‘achtergronden’ bij andere gedeelten van de Bijbel. Sowieso is elk Bijbelboek waardevol, en heeft het ons iets te zeggen, zie 2 Timoteüs 3:16-17.

Maar dit gaat over vreemdelingen, niet over vluchtelingen; en wij zijn het volk Israël niet, geldt dit dan ook voor ons?

Wat denk je zelf?

Ik draag enkele Bijbelteksten aan om je te helpen beslissen: Spreuken 24:11-12, Matteüs 5:43-48, Matteüs 25:35-36, Marcus 12:29-31, Lucas 6:31. “Ja, maar we moeten de overheid gehoorzamen, dus als onze regering niet meer mensen wil opnemen…” Daarin kan ik een heel eind meegaan, de grens ligt hier: Handelingen 5:29. Maar vóórdat we bij die grens zijn: als ze eenmaal hier, in ons land zijn… dàn kun je vast wel wat met de genoemde Bijbelteksten. N.a.v. Lucas 6:31 zou je eens kunnen proberen te bedenken wat je zèlf zou willen.

Ik heb voor mezelf al wat bedacht: eten, kleding, een verblijfplaats (liefst een echt huis), en als ik de taal van m’n nieuwe land eenmaal een beetje machtig ben: werk; dat laatste óók om mijn nieuwe land iets terug te kunnen betalen (via belastingen).

Mocht je het er niet mee eens zijn, en daar Bijbelse redenen voor hebben, laat het dan weten! (Zie onderaan dit stukje voor contact, of bij Contact.)

Nu ik het toch heb over ‘niet mee eens zijn’, neem ik de gelegenheid te baat voor een ‘ceterum censeo‘.

Overigens ben ik van mening dat je je tegenover iemand die zich op de Bijbel beroept niet zomaar van hem of haar af kunt maken door te zeggen: “Dat is jouw mening.“, alsof het om de keuze van een auto of zoiets gaat. Als je de ander serieus neemt, zul je in ieder geval zijn of haar Bijbelse argumenten moeten beoordelen. Zeker binnen een kerkelijke gemeente: daar kom je niet weg met “Oordeel niet …” (Matteüs 7:1-5); nee, daar moeten we toezicht op elkaar houden (1 Korintiërs 5, i.h.b. de verzen 12-13). En kijk ook eens naar wat Jezus zegt in Johannes 7:24. Dat lijkt wel wat op: verdiep je goed in wat de ander zegt, voordat je er een etiket op plakt. Misschien een goed idee om met het oordeel ‘Dat is jouw mening’ een beetje voorzichtig te zijn.

Derek Prince heeft over ‘oordelen’ een (naar mijn mening (!)) lezenswaardig artikel geschreven.

Wil je ook vluchtelingen en asielzoekers helpen? Kijk dan bijvoorbeeld hier, en zoek je regio. Financieel helpen kan natuurlijk ook! (Zoeken met Google.)

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Doel, missie, visie, …

Bedrijven en organisaties hebben vaak een missie, en een visie, en ze stellen doelen.

Een doel dat de meeste bedrijven hebben is: winst maken. Is daar wat mis mee? Want dat is toch vaak het geval als ik ergens over schrijf… 😉

Waarom willen bedrijven winst maken? Kort gezegd: om te kunnen blijven bestaan – en degenen die van het bedrijf ‘leven’ dat te kunnen laten blijven doen. Als je geen winst maakt, kun je niet(s) investeren, en blijf je op een gegeven moment achter bij andere bedrijven. Winst maken is dus een afgeleid doel; het is niet het hoofddoel. Maar veel bedrijfseigenaren en managers vergeten dat.

Kijk maar eens bij Efeziërs 4:28. Even afgezien van de opmerking over ophouden met stelen, staat er dat je hard moet werken om de kost te verdienen en iets te kunnen weggeven aan wie het nodig heeft – niet iedereen kan voor zichzelf de kost verdienen. Tevreden zijn met wat je hebt (Hebreeën 13:5) zet ook een rem op het ongebreideld verzamelen van rijkdom. Paulus waarschuwt ook voor ‘rijk willen worden’, zie 1 Timoteüs 6:9-10. En over stelen gesproken: zie ook Spreuken 3:27-29; er staat niet letterlijk dat niet op tijd betalen stelen is, maar wel dat zulk gedrag schandalig is. En het gebeurt heel vaak! Hoe vaak stel je niet een betaling uit, terwijl je het geld wel hebt?

Kerkelijke gemeentes stellen ook vaak doelen. Ook daarbij is het van belang het einddoel in het oog te houden. Zie bijvoorbeeld: Efeziërs 1:3-14, in het bijzonder de verzen 7-10; en 1 Tessalonicenzen 3:13. Wat in Micha 6:8 staat is ook helder, al is het niet gemakkelijk… Alles moet in dienst staan van liefde tot God en liefde tot je naaste, zie Marcus 12:29-31. Ik heb bewust voor Marcus gekozen omdat daar duidelijk staat dat God liefhebben het belangrijkste is; als je alleen maar je naaste liefhebt, of hem of haar alleen maar liefhebt op jouw manier, gaat er iets verkeerd. Dit wordt mooi beschreven in 1 Johannes 4.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

… dubbelzinnige, oppervlakkige en platvloerse taal is ongepast

Dat dubbelzinnige en platvloerse taal ongepast is, dat snap ik. Er is een gezegde in het Engels: ‘A dirty mind is a joy forever’; dat betekent zoiets als: ‘Je hebt je leven lang plezier van een ranzige geest.”. Een oud-collega van mij veranderde dit gezegde een klein beetje: ‘A dirty mind is a joint forever’; als je niet weet wat een joint is, kijk dan maar hier op Wikipedia.

Een vunzige geest blijft je je leven lang achtervolgen, als een soort verslaving. Smerige dingen onthoud je gemakkelijker dan goede. Of is dat bij jou anders?

De titel van dit stukje is overigens afkomstig van Efeziërs 5:4.

In 2 Korintiërs 10:5b staat dat we gedachten gevangen kunnen nemen. Heb je dat wel eens geprobeerd? Ik heb voor mezelf dan het probleem dat ik altijd denk aan datgene waar ik niet aan wil denken. “Denk gedurende een minuut niet aan een blauwe olifant.” Ik concentreer me dus maar op een heel andere gedachte, iets wat ik leuk of mooi vind, en waarvan ik vrij zeker weet dat er niks vunzigs bij zit. En ik bid ervoor om ervanaf te komen. Soms werkt het.

Maar wat is er mis met een goed gesprek over koetjes en kalfjes? Of zou dat niet bedoeld worden met oppervlakkige taal? In de Herziene Statenvertaling staat ‘dwaze praat’; In de Willibrordvertaling ‘domme taal’. Dus de koeien en de kalveren mogen blijven. En hier in de buurt is dat maar goed ook. 🙂

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Love reigns

Dominee, wij moeten eens praten. Kan ik een afspraak maken?

Dat mag, maar u kunt ook meteen even meekomen. Ik heb nu wel tijd.

Eenmaal in de studeerkamer…

U weet vast nog dat we laatst naar zo’n avond over pastoraat aan ongehuwde stellen zijn geweest.

Jazeker weet ik dat nog. Ik vond het prachtig, wat daar gezegd werd; de ruimte die er gegeven werd; de overweldigende liefde…” Mijn gedachten maken even een vreemde sprong: die man tegenover mij is toch weduwnaar? “En wat wilt u daarmee zeggen?

Nou, een bevriend stel heeft mij aangeboden één van mijn problemen een beetje te verlichten.

Welk probleem? Och, laat maar, ik snap het al, denk ik…

Inderdaad, dat is het. We hebben samen nagedacht over of het wel zou kunnen. We hebben ervoor gebeden. We houden ons aan die regel van Jezus, dat we zó met anderen omgaan als we graag willen dat er met ons omgegaan wordt. En overspel kun je het niet noemen, want we zijn het er alledrie over eens. En we leven bovendien in een heel andere tijd dan toen Paulus z’n brieven schreef… Ik vind die nieuwe hermeneutiek iets geweldigs.

Er schiet mij iets door de gedachten over trouwen, en over zelfbeheersing, en over een stukje over ‘ergens voor bidden’, maar het is ook zo weer weg…

Dat is waar, maar wat u nu voorstelt gaat naar mijn indruk wel erg ver! Kunt u niet in uw eentje verlichting vinden?

Dominee, de liefde is niet zelfzuchtig, heb ik altijd gehoord.

Tja, als u denkt dat het een goede oplossing is, moet u het maar zo doen. Er staat niet voor niets ‘Laat ieder zijn eigen overtuiging volgen.’.

Ik vind dat andere mensen hier ook van moeten weten. We mogen van geluk spreken dat we in deze tijd leven, met deze cultuur. Het zou toch triest zijn als anderen maar wat bleven martelen. Zou u een stukje in ons kerkblad willen schrijven? En ook in de regionale kerkbode?

Dat wil ik wel doen. Wilde u verder nog iets bespreken?

Eh, … , misschien zouden we een christelijke omroep zo ver kunnen krijgen dat ze een serie maken over de onderlinge liefde; ik meen me te herinneren dat ik laatst ergens een artikeltje heb gelezen dat je zoveel kunt leren van kijken hoe andere mensen het doen. Dat zouden ze dan gelijk mee kunnen nemen. Ik weet ook al een titel: ‘Love reigns’. Wat vindt u ervan?

Geweldig, dan zou ik eindelijk zònder me schuldig te voelen…

Dat is, denk ik, wel een hele grote stap vooruit… laten we het eerst maar eens bij die stukjes houden.

Goed dominee, dan ga ik maar weer eens.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

Laatste wijziging: 1 september 2019.
rode inkt
^
Homepage

Op internet verwijzen naar de Bijbel

Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) heeft de site debijbel.nl aangepast. Je kunt nu gratis de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) en de Bijbel in Gewone Taal (BGT) lezen, zonder account. Nieuw hieraan is dat de BGT nu ook gratis te lezen is. De NBV kon al geruime tijd gratis geraadpleegd worden, via https://www.bijbelgenootschap.nl/nbv/. Ik vraag me af hoelang dat nog duurt…

Waarom ik me dat afvraag? Lees maar verder…

Dat er meer vertalingen gratis te raadplegen zijn, vind ik een goede ontwikkeling. Zeker als je bedenkt dat ruim twee jaar geleden de site biblija.net voor wat betreft het Nederlands taalgebied ‘uit de lucht gehaald’ is; dat was een erg handige site waarbij je diverse Nederlandse en andere vertalingen gratis online kon lezen en vergelijken.

Dat niveau hebben we nog niet weer bereikt. De reden daarvoor is destijds hoofdzakelijk als financieel weergegeven: “We doen dat al jaren, maar onze grote zorg is dat ons werk over tien, vijftien jaar niet meer mogelijk is. Mensen denken dat we ons werk kunnen financieren vanuit de verkoop van boeken. Maar dat is pertinent onwaar. Royalty’s vormen ongeveer 5-10% van de jaarlijkse inkomsten van het NBG. De rest komt uit lidmaatschappen, donaties en erfenissen. En jaar in jaar uit verliezen we leden, want onze achterban vergrijst. Zo komt onze missie onherroepelijk in gevaar. Het NBG staat voor kwalitatieve vertalingen wereldwijd, en voor betaalbare bijbels via diverse media. Dat willen we graag zo houden.“. In Google is dit citaat nog wel terug te vinden (15 november 2016), maar de oorspronkelijke pagina op de site van het Nederlands Bijbelgenootschap is er niet meer. Ik heb geciteerd uit een e-mail die ik destijds, in november 2014, van het NBG heb ontvangen, omdat ik geprotesteerd had tegen het nieuwe beleid, en waarin een groot stuk ‘standaardtekst’ was opgenomen uit een persbericht of zoiets. Ook werd aangegeven dat biblija.net niet geschikt was voor mobiele apparatuur, maar de hoofdreden om niet alle vertalingen van het NBG die op biblija.net beschikbaar waren opnieuw beschikbaar te stellen was toch wel financieel.

Als je via debijbel.nl wilt verwijzen naar Bijbelteksten kan dat alleen met een account, gratis of betaald. Maar de manier waarop dat gebeurt, doet mij denken dat het NBG over ruimschoots voldoende financiën beschikt. Zie het plaatje hieronder;Plaatje van debijbel nl met gedeeld door als je het te klein vindt om goed te lezen, klik er dan op, dan verschijnt er een grotere versie. Maar ik vraag me wat af… Waarom moet er bij staan dat ik die link heb gedeeld? Bovendien ziet de link er technisch als volgt uit: ‘https://www.debijbel.nl/share/NBV/Judg21:25/YDZrwVDO‘. Laat je dat laatste stukje weg, zoals in ‘https://www.debijbel.nl/share/NBV/Judg21:25/‘, dan kom je terecht op de startpagina van debijbel.nl. Het zal niet gemakkelijk (en dus goedkoop) geweest zijn om dit, in mijn ogen irritante, gedrag aan de site toe te voegen. De links naar de NBV die we nu (nog) hebben zijn veel eenvoudiger, en zonder die onzin van een naam erbij: ‘https://www.bijbelgenootschap.nl/nbv/2-koningen/5/‘. Als je een heel klein beetje gevoel hebt voor hyperlinks kun je deze laatste soort gemakkelijk zelf aanpassen, zonder dat je daarvoor naar de site hoeft. (Zie ‘Hyperlinks naar een Bijbelvertaling‘ voor wat meer techniek.)

Waarom niet ‘ruiterlijk’ teruggekeerd van de ‘dwaling’ van twee jaar geleden? Of moeten we daar nog een tijdje op wachten tot het allemaal ‘vergeten’ is?

Dàt is waarom ik denk dat we de langste tijd genoten hebben van de NBV op die andere site… Maar ik hoop dat ik ongelijk heb. (De rol van Cassandra spelen is niet leuk.)

Opmerking 9 december 2017: inmiddels is de ‘vrees’ bewaarheid geworden, zie ‘Een voorspelling is uitgekomen‘.

Ik wil nog iets kwijt, en ik heb geen zin er een apart stukje aan te wijden; het gaat om een ‘ceterum censeo‘: overigens ben ik van mening dat goede-doelen-organisaties die van giften, donaties, legaten, erfenissen etc. afhankelijk zijn de beloning van hun ’topmensen’ zouden moeten beperken.

Een korte toelichting. In de mailwisseling die ik in 2014 met het NBG gehad heb heb ik ook kritiek geleverd op de salariëring van de directeur. Mijn mening daarover is ongewijzigd. Ik citeer van de site van Goede Doelen Nederland: “Het realiseren van maatschappelijke doelen vraagt om kwalitatief goed personeel. Daar hoort ook professioneel leiderschap bij met een gepaste beloning.“. Wat mij betreft is een gepaste beloning er een waar je fatsoenlijk van kunt bestaan; dat mag best iets meer zijn dan de beloning van een gewone werknemer (zie bijvoorbeeld 1 Timoteüs 5:17-18), maar er zijn grenzen; als ‘modaal’ iets tussen de € 35.000 en € 40.000 is, dan is het niet zo moeilijk om daarvan het dubbele uit te rekenen. Waarom zijn er dan beloningen van ver boven de € 100.000? Werken voor een goed doel is geen gewone baan! Tegelijk God en het geld dienen is niet mogelijk.

Reageren kan via e-mail (per 28 augustus 2019 geen contactformulier meer); zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: als consequentie van wat hierboven al besproken is, heb ik de verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 9 december 2017 (tekstueel); 29 mei 2019 (hyperlinks naar de HSV).
^
Homepage

Over Bijbel en geloof