Conflicten in de kerk

Vandaag kreeg ik een artikel onder ogen over conflicten in de kerk: ‘Hans Schaeffer: laten we in de kerk leren om goed ruzie te maken‘. Ik vond het interessant om te lezen. Als ik het goed begrepen heb, staat het er met de tucht een klein beetje minder slecht voor dan ik dacht. Altijd fijn, als iets meevalt…

Maar ik wil het nu niet over de tucht hebben, dat komt misschien later nog wel eens. Wil je nu meer over tucht lezen: op de website van GKv Bruchterveld staan enkele preken.

In dit stukje wil ik het over andere conflicten in ‘de kerk’ hebben.

In de tijd van het Oude Testament waren er ook al conflicten binnen het volk van God. (Israël was/is het uitverkoren volk van God, en God heeft ook de kerk lief, en noemt ons Zijn kinderen, zie o.a. Johannes 1:12, Efeziërs 5:1, 1 Johannes 3:1-10.)

In Exodus 5:19-23 laten de Israëlitische opzichters Mozes weten dat ze op z’n zachtst gezegd niet blij zijn met zijn ingrijpen. Mozes beklaagt zich op zijn beurt weer bij God. En God zegt tegen Mozes wat hij moet doen, en dat doet hij dan. Uiteindelijk luistert het volk naar God.

De inwoners van Gibeon zien kans Jozua en de stamhoofden te bedriegen. Als duidelijk wordt dat ze bedrogen zijn, klaagt het volk daarover bij de stamhoofden. Zie Jozua 9:18-27. Er wordt een oplossing gevonden waarbij de eed, die Jozua en de stamhoofden tegenover de Gibeonieten gezworen hebben, gehouden wordt, maar waarbij de Gibeonieten wèl gestraft worden voor hun bedrog. Dit laatste haalt kennelijk de angel uit het conflict, al probeert Saul later de Gibeonieten alsnog uit te roeien (zie 2 Samuel 21).

Als de mannen uit de Rubenieten, de Gadieten en de halve stam Manasse ‘gedechargeerd’ worden onder dank voor de bewezen diensten (Jozua 22:1-4) en naar hun gezinnen trekken, bouwen ze een altaar bij de Jordaan, vermoedelijk naar het model van het altaar dat in Jozua 8:31 genoemd wordt. Doordat er in het begin van beide kanten slecht gecommuniceerd wordt, dreigt er een burgeroorlog. Gelukkig wordt die bezworen. Zie voor het hele verhaal Jozua 22. Voor een inspirerende preek over dit hoofdstuk, zie De Voorhof, Nieuwleusen.

Nadat Israël onder leiding van Jefta de Ammonieten heeft verslagen, maken de Efraïmieten een ernstige communicatiefout: ze komen verhaal halen bij Jefta omdat hij ze niet bij de oorlog betrokken zou hebben, en dat doen ze meteen maar met een heel leger. Zie Richteren (Rechters) 12:1-6. Soms win je met een grote mond, soms niet… zie Spreuken 20:18. Maar ook toen gold al: zo ga je niet met (de) andere kinderen van God om. Het is goed om je af te vragen: denk ik vanuit de liefde tot God en de naaste? Daarom is het nog niet zo gek om regelmatig de wet (Exodus 20:1-17 of Deuteronomium 5:6-21 of, als dat goed bij de verkondiging van die zondag past, een gedeelte uit het Nieuwe Testament, zoals bijvoorbeeld Kolossenzen 3:1-17) te horen voorlezen; daarin wordt de uitwerking van die liefde concreet gemaakt.

Later wordt bijna een stam uit Israël uitgeroeid, en moet het volk zich in bochten wringen om dat te voorkomen, zie Richteren (Rechters) 20 en 21.

Ook ná de hemelvaart van Jezus is er ruziegemaakt in de kerk. Soms kwam er een goede oplossing voor (zie bijvoorbeeld Handelingen 15:1-35). Soms gingen mensen uit elkaar vanwege de onenigheid, zie bijvoorbeeld Handelingen 15:36-41. Wij zouden zeggen dat Paulus en Barnabas niet meer met elkaar door één deur konden. Het lijkt erop dat het later wel weer goedgekomen is, zie bijvoorbeeld 2 Timoteüs 4:11.

Hoe erg is dat eigenlijk, ruzie in de kerk? In Handelingen 15:39 (HSV) wordt het woord ‘verbittering’ genoemd; een sterker woord dan het in de NBV gebruikte ‘onenigheid’. Dat er verbittering komt kan, vanuit het onderwijs van Jezus en de apostelen, niet goed zijn, denk ik.

Ik citeer een stukje uit het hierboven genoemde artikel: “Als we in de kerk leren om met elkaar conflicten te bespreken zal het minder gaan over het bewaken van grenzen en meer over de veilige ruimte binnen die grenzen. We moeten het echt veel meer over die ruimte gaan hebben. Op de achtergrond speelt vaak deze gedachte mee: ‘Niemand heeft de waarheid in pacht, dus laten we het conflict vooral niet opzoeken’. Het gevaar is dat we het grote perspectief uit het oog verliezen: hoe kijkt God ertegen aan? Conflicten kun je niet onder tafel schuiven. Ze zijn er. In die realiteit moeten we zoeken naar Gods wil.“.

En ik denk dat het goed is rekening te houden met wat beschreven wordt als vrucht van de Geest, en met ‘de minste willen wezen’; zie bijvoorbeeld ‘Dan ga ik wel weg!‘.

En kom je er echt niet uit, en wil je dat wel (…), vraag dan iemand ‘van buiten’, bijvoorbeeld van een kerkelijke gemeente uit de buurt. Het komt voor dat mensen er speciaal een opleiding voor hebben gevolgd (mediation)! Maak er gebruik van, dan komt er (nog) iets goeds voort uit het conflict.

Wil(len) j(ulli)e bezig gaan met ‘goed boos’? Ik kreeg een tip over een website (6 februari 2017): www.goedboos.com; coaching, training, workshops behoren tot de mogelijkheden; er zijn ook boeken en bijbelstudies. Voor kerken kan een thema-avond worden georganiseerd.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

We hebben ervoor gebeden

Dat is iets wat ik vaak te lezen krijg. Ook komt het voor dat God gedankt wordt voor de werking van de Heilige Geest. Dat is toch prachtig, zou je zeggen. Vaak wel, maar niet altijd, vind ik. Ik zal proberen dat uit te leggen.

Het legt nogal een claim, volgens mij; dat zeggen dat je ergens voor gebeden hebt, en er later voor hebt gedankt. Want ik krijg dat soort opmerkingen vooral te lezen in publicaties over een controversieel onderwerp, of van mensen die iets hebben gedaan wat in de Bijbel expliciet wordt afgeraden (zie bijvoorbeeld ‘Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen‘). Kennelijk word ik dan geacht datgene wat gepubliceerd of gezegd wordt als een soort verlengstuk van Gods Woord aan te nemen; in ieder geval wordt iedere claim dat de publicatie of de actie gewoon mensenwerk zou zijn hiermee afgewezen. Ik houd daar absoluut niet van; het ergert mij.

Lees eens Amos 4:13. En Amos 3:7. God onthult zijn plan aan de mensen, Hij doet niets zonder dat Hij zijn plan heeft onthuld aan Zijn dienaren, de profeten. En lees dan ook 2 Koningen 4:27. Was Elisa een mindere profeet dan Amos? Had hij iets verkeerd gedaan waarom God hem niet duidelijk gemaakt had wat er aan de hand was? Had hij niet (goed) gebeden?

Krijg je (altijd) een antwoord als je verkeerd bidt? Lees Jakobus 4:1-4 (en eventueel de rest van dat hoofdstuk). Ik denk dat je op een verkeerd gebed misschien wel überhaupt geen antwoord of reactie krijgt. En stel nou dat je krijgt waar je om gebeden hebt? Betekent dat dan dat je een goed gebed gedaan hebt? Ik stel er nog een vraag achteraan: betekent rijkdom, vrede, rust hebben dat je gezegend bent?

Ik wijs (opnieuw) op een voorbeeld uit het boekje ‘De kracht van een rein leven‘, van Randy Alcorn. Om iemand duidelijk te maken dat zijn daden niet in overeenstemming waren met zijn gebed, schoof hij een dik boek over z’n bureau naar de rand, terwijl hij God vroeg het boek niet te laten vallen…

Het is wel duidelijk dat ik niet gebeden heb voordat ik dit stukje schreef, of niet? En ook dat ik er God niet voor zou mogen danken dat Zijn Heilige Geest in mij gewerkt heeft?

Misschien is het niet meer nodig dat ik dit opschrijf – dat hoop ik, tenminste -: gebruik het feit dat je ergens voor hebt gebeden of gedankt niet om een ander te overtuigen van jouw gelijk.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Dan ga ik wel weg!

Ergens las ik dat een vrouw, die graag predikante had willen worden in de GKv, vertrokken was naar de PKN, om daar predikante te worden.

Ik houd daar sowieso niet zo van, dat overgaan naar een ander kerkgenootschap, omdat je je zin niet (vlot genoeg) krijgt, ook niet als mannen dat doen, en vooràl niet als voorgangers dat doen. En nog véél minder als in dat andere kerkgenootschap al een ‘baan’ klaarligt. Niet dat ik er in sommige gevallen geen begrip voor kan opbrengen; maar vaak heb ik de indruk dat het méér met de persoon die overstapt te maken heeft, dan met de dienst aan God.

Ik zal proberen dat toe te lichten. In Galaten 5:22-23 gaat het over de vrucht van de Geest. Twee van de onderdelen daarvan licht ik er uit: geduld en zelfbeheersing. Zaken die je graag ziet bij je voorganger. (Ik zou ze zèlf ook graag iets ruimer hebben. Ik bid er vaak voor, en soms denk ik wel eens dat het beter geworden is, maar vaak ook niet…)

En ik denk aan “de minste willen wezen”, uit Liedboek 1973 gezang 481. Maar ook uit de Bijbel: Matteüs 5:38-41, 1 Petrus 3:8. Ik heb ook nog een oude blog over dit onderwerp gevonden. Vooral het stukje ‘Ik denk, dat de woorden van Jezus niet gaan over “jezelf klein maken”, ze gaan over “je plaats innemen”. Op een zo’n sterke en vanzelfsprekende manier, dat de ander ook zíjn plek inneemt. Je wilt dat ik een mijl met je optrek, ik trek twéé mijl met je op. Je zult weten, wat ik hier ben.’ spreekt mij aan.

Dat van die twee mijl met ons optrekken, dat geduld, die zelfbeheersing mis ik bij iemand die, om haar roeping te volgen, naar een ander kerkgenootschap gaat. Ik twijfel dan aan die roeping; sterker nog, ik vraag me af of het niet om ambitie gaat, of misschien wel om obsessie?

Meet mij overigens gerust met dezelfde maat. Màg ik hier wel iets over vinden? Lees 1 Korintiërs 5:12-13. Dan breid ik – heel creatief – ‘de gemeente’ uit tot de hele GKv.

Verwijder wie kwaad doet uit uw midden.” Zó erg is (was) het toch niet?! Ze is zèlf weggegaan. Maar toch ben ik niet blij dat ze weg is…

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Vrees niet!

Ben je weleens bang voor God?

En vind je dat goed, of vind je dat dat niet zo hoort? Oftewel: ben je bang dat je niet bang voor God mag zijn?

We zijn gewend te zeggen dat we in God geloven omdat we Hem liefhebben. Anders is het immers niet goed? Zie bijvoorbeeld 1 Johannes 4:18. En we hebben in onze taal het gezegde “Angst is een slechte raadgever.”.

Als je niet uit liefde handelt, helpt het niks, en heb je er niks aan, hoeveel goeds je ook doet: zie 1 Korintiërs 13.

En toch denk ik dat de Bijbel niet zo negatief is over angst. Maar het is zo gemakkelijk om ‘op de loop te gaan’ met de hierboven genoemde teksten.

Ik zal een voorbeeld geven (van ‘op de loop gaan’ met een tekst). Denk maar eens aan Lucas 6:31, waar staat: “Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen.“. Ik kan me wel iets voorstellen dat ik graag zou willen, en dat iemand anders ook graag zou willen. Als we dat dan voor elkaar doen, uit liefde, is het toch goed? O ja? Is dit de enige regel die Jezus gegeven heeft? En wanneer, zei Jezus, zouden zijn leerlingen zijn vrienden zijn? Zie bijvoorbeeld Johannes 15:14. En Jezus heeft echt wel meer geboden gegeven dan aleen Lucas 6:31. Het is erg belangrijk dat we goed weten wat we moeten doen; dat staat zelfs in het zogenaamde zendingsbevel (Matteüs 28:19-20): we moeten ons houden aan alles wat Jezus Zijn leerlingen opgedragen heeft. Bijbelstudie is dus van groot belang, als je Jezus liefhebt. Nog enkele teksten die de koppeling tussen Jezus liefhebben en het je houden aan Zijn geboden onderstrepen: Johannes 14:15, 21, 23-24, 15:10, allemaal heel dicht bij elkaar… En nu kun je natuurlijk ‘op de loop gaan’ met bijvoorbeeld Johannes 15:12, maar in dat geval denk ik dat ik het stof maar van mijn voeten moet schudden – vergelijk Handelingen 13:51. En denk niet licht over een terechte terechtwijzing! Zie Spreuken 29:1.

Nog een voorbeeld. We zondigen allemaal, nietwaar? En we weten heel goed dat dat vóór we overgaan naar het nieuwe leven niet overgaat… Triest, maar waar. Toch? Nou, lees dan eens wat Johannes schrijft in zijn eerste brief, hoofdstuk 3, de verzen 7 t/m 10. Jammer voor ons, we zijn dus niet uit God geboren… Ik denk niet dat je dit op deze manier gelooft. Als je dat wèl doet, als je denkt dat jij niet uit God geboren bent, ga dan eens met je eigen of een andere predikant praten. Als je met niemand hierover kunt praten, en je dat toch graag wilt, mag je het ook met mij proberen.

Terug naar de angst. God doet soms iets om mensen ontzag voor Hem bij te brengen. Zie bijvoorbeeld Exodus 20:20. Ontzag gaat altijd gepaard met tenminste een beetje angst. In ‘oudere’ vertalingen is dat vaak duidelijker, daarin gaat het dan over ‘God vrezen’, maar dat veronderstelt dat je (nog) wel enig gevoel hebt bij het woord ‘vrees’. Veel jongere mensen, die niet opgegroeid zijn met de Statenvertaling of de vertaling NBG 1951, hebben dat niet. Wat is Gods doel met het de Israëlieten inboezemen van ontzag voor Hem, hier in Exodus 20:20, na het uitspreken van de tien geboden? Dat het volk niet meer zondigt. Datzelfde doel zie je ook in Spreuken 16:6. (Mocht je twijfelen of God de tien geboden rechtstreeks aan het volk heeft gegeven, of dat Hij dit door Mozes heeft laten doen, lees dan eens ‘Wat staat er, en wat doe ik ermee’.)

In Psalm 2 gaat het ook over angst, zie vooral de verzen 11 en 12. Angst sluit geluk niet uit, want het lied eindigt met “Gelukkig wie schuilen bij hem.“. In Spreuken 19:23 zie je dat ook, evenals in Jeremia 5:22-25.

Groot ontzag zie je ook bij de leerlingen na de storm op het meer, lees maar eens Marcus 4:35-41. De ‘nieuwere’ of ‘modernere’ vertalingen gebruiken het woord ‘schrik’, of ‘diep onder de indruk’; die laatste uitdrukking kan ik me voorstellen, maar ‘schrik’ op het moment dat Jezus de storm stillegt?!

Jezus zegt soms zèlf dat de leerlingen bang moeten zijn, zie Lucas 12:4-7. Angst voor de hel, daar heeft Hij het dan over. Maar even later, misschien wel in dezelfde adem, zegt hij dat ze niet bang hoeven te zijn. En waarom niet? Omdat God voor hen zorgt.

Randy Alcorns boekje ‘De kracht van een rein leven‘ heeft mij op het idee gebracht om dit stukje te schrijven. Ik citeer een stukje: “In de Schrift vinden we verschillende drijfveren om God te gehoorzamen. Liefde is daar één van. Maar de Bijbel geeft ons duidelijk nog twee motieven die alles te maken hebben met ons eigenbelang: vrees voor God en hoop op beloning.“.

Ik hoop dat duidelijk is dat angst, in ieder geval in eerste instantie, soms nog niet zo’n slechte raadgever is. In ieder geval niet als je erover denkt om God wel of niet te gehoorzamen.

En, wat het laatste stukje van het citaat uit Randy Alcorns boekje betreft: misschien geeft God mij tijd en gelegenheid om ook een stukje te schrijven over beloning als motief om God te dienen.

Voorin ons kerkgebouw, op de leesplank, liggen een aantal exemplaren van ‘De kracht van een rein leven‘, waarvan je er eentje zonder betaling mee mag nemen. Er staat een soort opdracht voorin, maar je hoeft niet bang te zijn als je je er niet aan houdt…

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Pijnpunten rond vrouw en ambt

De titel van dit stukje is identiek aan de titel van het via gkv.nl te downloaden ‘1e-rapport-MVEA-pijnpunten-rond-vrouw-en-ambt.pdf’. (Koppeling naar downloadlocatie rapport 29 mei 2019 (onderaan de pagina).) Kun je het niet vinden? Probeer het dan eens te vinden met Google.

Het rapport is gericht aan de eerstvolgende synode, die van 2017 te Meppel, en aan alle plaatselijke kerkeraden. Ook kerkleden worden opgeroepen het te lezen. Ik ga er in het vervolg van dit stuk vanuit dat je het genoemde rapport gelezen hebt, en het erbij hebt.

Hoe sta ik er zelf tegenover? Vooraf?

Ik heb altijd geloofd dat de Bijbel de ambten van oudste en diaken alleen openstelt voor mannen. Mijn gevoel zegt mij de laatste jaren wat anders; waarom zouden vrouwen, met hun andere insteek dan mannen, met hun vaak prachtige gaven en talenten, geen ambt in de kerk mogen bekleden?

Maar ik weet dat ik niet op mijn eigen inzicht mag vertrouwen; zie Spreuken 3:5. En van mensen binnen de kerk verwacht ik dat ze net zo min op hun eigen inzicht vertrouwen. In het bijzonder verwacht ik dat van onze voorgangers, die wij immers in ere moeten houden, sterker nog, die wij moeten gehoorzamen (Hebreeën 13:17) – behalve als ze God niet volgen. Eigenwillige godsdienst valt daar ook onder.

Bij ‘Aanbiedingsbrief’

Mijn doel met dit stukje is tweeledig:

  1. nagaan of er werkelijk geen advies of richting gegeven wordt;
  2. nagaan hoe er met Bijbelteksten wordt omgegaan.

Toelichting: gezien de trend in de samenleving, en het feit dat veel mensen de gevoelens (zoals ik die hierboven verwoord heb) delen, verwacht ik dat er wèl een richting uit het rapport komt, namelijk een richting die die trend volgt; en gezien de steeds grotere invloed van de ‘nieuwe hermeneutiek’ verwacht ik af en toe een wat ‘bijzondere uitleg’ van Bijbelteksten.

Soms hoop ik erop om teleurgesteld te worden…

Bij ‘1. Opdracht en taakopvatting’

In het rapport wordt gevraagd stil te staan bij de pijnpunten die de opstellers hebben gesignaleerd. Dat wil ik hier doen.

Bij ‘2. Introductie’

“Wat we nu vooral nodig hebben is niet tegenover elkaar staan, maar elkaars lasten dragen (Galaten 6:2).”

Deze tekst staat in een context over misstappen en mogelijke trots (vers 1-5), en ondanks dat ik de oproep op zich waardeer, vind ik het verwijzen naar deze tekst misplaatst. De context van het rapport is m.i. een duidelijk andere dan die in Galaten 6:1-5.

Misschien wordt duidelijk wat ik bedoel met ‘misplaatst’ als ik verwijs naar Handelingen 17:11, om daarmee aan te geven dat ik bezig ben na te gaan of alles wat er in de discussie rond vrouw en ambt aangedragen wordt wel klopt.

Bij ‘3. Pijnpunten rond M/V en ambt’

Vervolgens komen de vragen waar het om draait: “Ben je als voorstander van de openstelling van ambten voor vrouwen bereid om echt te luisteren naar de zorg van tegenstanders over het schriftgetrouw lezen van de Bijbel als het gaat om de zwijgteksten? En omgekeerd: ben je als verdediger van de huidige situatie waarin de ambten uitsluitend openstaan voor mannen, bereid om daadwerkelijk mee te denken met wie die situatie bekritiseert omdat hij of zij ruimte wil bieden aan vrouwen om hun door God gegeven gaven in te zetten in de gemeente?”.

Terechte vragen, maar het gaat bij de eerste vraag m.i. niet alleen om de zwijgteksten (zie bijvoorbeeld 1 Timoteüs 3, waar over oudsten en diakenen wordt gesproken als mannen); en bij de tweede vraag gaat het volgens mij om het bieden van ruimte aan vrouwen om in het ambt hun door God gegeven gaven in te zetten in de gemeente. Dit had wat mij betreft wel iets zorgvuldiger geformuleerd mogen worden.

Het eerstgenoemde pijnpunt krijgt als omschrijving mee: “Maken we nog ernst met Bijbelgegevens die haaks op ons leven staan?“. Dat lijkt me correct geformuleerd, en ook in de beschrijving in het rapport kan ik me wel vinden.

Het als tweede genoemde pijnpunt krijgt als omschrijving mee: “Mogen vrouwen nog steeds geen roeping tot medewerkster in het Koninkrijk beluisteren in hun door God geschonken gaven?“. Dat lijkt me niet correct geformuleerd, want volgens mij gaat het daar niet om: er ontbreekt in de vraag een verwijzing naar ‘het ambt’; maar dat had ik al geconstateerd. Ik krijg hier een beetje het gevoel dat de opstellers méér voelen voor de openstelling van de ambten voor vrouwen, dan voor het andere standpunt.

Omdat ik het zelf een stuk gemakkelijker vind als ik ‘alles’ op de computer kan doen, geef ik hier de links naar de Bijbelteksten waarnaar onder het als tweede genoemde pijnpunt wordt verwezen: Handelingen 18:26; Romeinen 16:1-2; 1 Timoteüs 5:9-10. Verder wordt verwezen naar 1 Petrus 3:1-6, dat door de schrijvers als voorbeeld wordt gebruikt van Bijbelwoorden rond de verhouding van man en vrouw die vaak niet meer letterlijk voor vandaag worden gehanteerd.

Bij ‘4. Pijnpunt 1: Lastige schriftplaatsen’

Eerst een citaat uit het rapport (links naar de HSV van mij – en dat geldt ook voor de rest van mijn stukje -): “In de discussie rond M/V en ambt hebben twee belangrijke bijbelgedeelten uit het Nieuwe Testament (te weten 1 Korintiërs 14:34-36 en 1 Timoteüs 2:11-15) steeds een belangrijke rol gespeeld, omdat de kerk ze echt als contra-stem hoorde, die zich verzet tegen de inschakeling van vrouwen in het ambt.”.

In het rapport wordt een stukje geschreven n.a.v. 1 Korintiërs 14:34-36, waarin o.a. dit gedeelte voorkomt: “Hoewel het Nieuwe Testament nergens noemt dat voorgangers en/of andere actoren in de liturgie daartoe de bevoegdheid ontvangen door bevestiging in het ambt van oudste, is in de gereformeerde traditie altijd wel van die vooronderstelling uitgegaan.”. Er staat geen voetnoot bij, maar ik had hier graag een onderbouwing gezien.

Opnieuw een citaat: “Tegelijkertijd laten schriftplaatsen als 1 Korintiërs 11:5 en Handelingen 2:17,18; 21:9 zien dat ook vrouwen binnen de christelijke gemeente kunnen optreden. De belangstelling voor dit soort schriftplaatsen krijgt in de discussie pas echt ruimte sinds de wending naar liturgische participatie van gemeenteleden gemaakt wordt. Intussen wordt er zo een paradox zichtbaar in het gebruik van 1 Korintiërs 14. Het hoofdstuk gaat namelijk in zijn liturgische strekking principieel uit van een niet bij voorbaat ambtelijk gestructureerde bijeenkomst (vers 26). Tegelijkertijd speelt het een hoofdrol in het afwijzen van de vrouw in het ambt van oudste.”.

Een hoofdrol? Volgens mij is die eerder weggelegd voor 1 Timoteüs 2:11-14. Het is volgens mij allang geen schande meer (1 Korintiërs 14:35) als een vrouw op bijvoorbeeld een gemeentevergadering (dat is (ook) een samenkomst) iets vraagt of vertelt.

Ook 1 Timoteüs 2:11-15 wordt in het rapport behandeld. Er wordt bij vers 14 het volgende opgemerkt: “Overigens lijkt dit laatste element op gespannen voet te staan met enkele andere passages uit de brieven van Paulus. Hij stelt in Romeinen 5:12-14 en 1 Korintiërs 15:21-22 juist de man verantwoordelijk voor de zonde die in de wereld gekomen is. Hij had er uit kunnen afleiden, dat de man zijn recht op het hoofd-zijn verspeeld had, maar die conclusie trekt de apostel niet.”. Misschien ontgaat mij iets, maar zou de verklaring voor de verantwoordelijkheid van de man niet kunnen liggen in bijvoorbeeld Efeziërs 5:23? Dan valt het met dat ‘op gespannen voet staan’ wel mee.

De opstellers van het rapport geven aan dat deze schriftplaatsen ( 1 Korintiërs 14:34-36 en 1 Timoteüs 2:11-15) geen geïsoleerde plek moeten krijgen in het debat; zij zien een “trend in het Nieuwe Testament die de man binnen de relatie van man en vrouw tekent als degene die voorop gaat (zie b.v. 1 Korintiërs 11:3, 1 Petrus 3: 5-6).”. Deze opmerking sluit aan bij wat ik hierboven opmerkte over ‘op gespannen voet staan’, en ik begrijp dan ook niet dat dat ‘op gespannen voet staan’ in het rapport is blijven staan. We hebben allen in Adam gezondigd, maar Eva heeft zich als eerste laten verleiden. Ik denk dat het er ook mee te maken heeft wat voor punt Paulus in Romeinen 5:12-14 en 1 Korintiërs 15:21-22 wilde maken; dat is een ander punt dan hij in 1 Timoteüs 2:11-14 wilde maken.

Bij ‘5. Pijnpunt 2: Uitsluiting van vrouwen’

Ik citeer weer een stukje – wat er vóór staat moet je maar in het rapport lezen -: “Dit wordt extra lastig te verdragen, wanneer de kerk deze pijn voor lief neemt met een (voor wie in de huidige cultuur leeft) onbegrijpelijk beroep op de Schrift. Immers zulk Schriftberoep is in kwesties als rond het eten van vlees met bloed (Handelingen 15) of de hoofdbedekking van vrouwen (1 Korintiërs 11) zonder problemen losgelaten.”. Ik heb er de verzen waar het volgens mij om gaat bij aangegeven (dit wordt duidelijk bij het volgen van de links). Het zou natuurlijk kunnen dat er wel ‘problemen’ hadden moeten zijn als het om het loslaten van het Schriftberoep in de genoemde kwesties gaat. Het kan vast geen kwaad als we daar nog eens goed naar kijken.

Volgens het rapport is er in de Schrift een brede participatie van vrouwen zichtbaar, en de opstellers vinden dat deze lijn kan worden geduid als de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen voor God. Daarbij wordt verwezen naar Genesis 1:27, 1 Korintiërs 12:13, Handelingen 2:17v (ik neem aan dat bedoeld wordt t/m vers 21), 1 Korintiërs 11:2-16. Verder wordt verwezen naar de volgende teksten als toelichting bij de structuur van de gemeente als het lichaam van Christus: Openbaring 21:9, Romeinen 8:1-11, Galaten 5:13-26, Efeziërs 2:11-22, Galaten 3:28, Romeinen 12:3-5, Efeziërs 4:16, Kolossenzen 3:16.

“NB: daar waar de beweging terug gemaakt wordt naar statusonderscheid binnen de gemeente volgt een scherpe terechtwijzing (1 Korintiërs 11:17-22, Galaten 2:11-14).”

Het gaat in 1 Korintiërs 11:17-22 niet (alleen) om ‘een beweging terug naar statusonderscheid’. Paulus vindt het onvermijdelijk dat er partijvorming optreedt (1 Korintiërs 11:19), want zo zal duidelijk worden wie betrouwbaar is. Ik mis de link met ‘statusonderscheid’; en zo heel slecht vindt Paulus deze ontwikkeling dus niet. In vers 20 geeft Paulus aan dat de Korintiërs niet samenkomen om de maaltijd van de Heer te vieren. Uit de verzen 21 en 22 blijkt dat ze dat juist wèl doen, maar Paulus zegt het zoals hij het zegt om de Korintiërs duidelijk te maken dat de manier waarop zij bezig zijn niets te maken heeft met het vieren van de maaltijd van de Heer. Dit Bijbelgedeelte lijkt in de Herziene Statenvertaling een stuk duidelijker dan in de Nieuwe BijbelVertaling; let daarbij vooral op de formulering van vers 20.

Het ontgaat me verder ook wat de plaats van Galaten 2:11-14 in de redenering is. Deze tekst heeft m.i. niets te maken met ‘vrouw en ambt’.

Bij ‘6. Omgaan met de pijn’

“Hadden we misschien al eerder tegen vrouwen in de kerk moeten zeggen dat zij dienen te zwijgen in de samenkomst? Hebben we tot nu toe werkelijk gehonoreerd dat vrouwen geen gezag mogen oefenen in de gemeente, bijvoorbeeld in het catechetisch onderwijs?”

“Zou het Bijbels geweest zijn om in de kerk te blijven bij de achterstelling van de vrouw, terwijl die in onze cultuur (voor een belangrijk deel) achter de rug is? Voelt het niet hypocriet om enerzijds vrouwen volop te laten participeren in het gemeenteleven, tot en met liturgische functies en kerkenraadswerk aan toe, en tegelijkertijd anderzijds vol te houden dat op basis van twee zwijgteksten het ambt voor hen gesloten blijft?”

Eerder had ik al de indruk dat de opstellers op z’n minst iets méér voelen voor de openstelling van de ambten voor vrouwen dan voor het andere standpunt (zie ‘Bij 3.‘); die indruk wordt door de suggestieve formulering van het eerste citaat hierboven nog versterkt. Deze komt op mij over als een “Ja, maar jij …”. En bovendien, als je het al zo lang niet eens bent met ‘de heersende praktijk’, had je dan niet eerder aan de bel moeten trekken? Ik vind hier het ‘balk-en-splinter-gehalte’ vrij hoog.

De mogelijke gespreksvorm die wordt aangedragen lijkt me een goede. Als beide partijen het standpunt van een vertegenwoordiger van de tegenovergestelde mening goed weten weer te geven, is er in ieder geval een duidelijke basis: er wordt geen strijd gevoerd over een karikatuur.

Bij ‘7. Vooruitblik’

“Om dat proces alle ruimte te bieden hebben we in dit eerste deel van ons rapport nog geen richting gewezen voor de besluitvorming door de synode. Inmiddels is er op basis van ons werk tot nu toe veel materiaal beschikbaar voor het formuleren van een advies aan de synode.”

Mijn indruk is dat dit rapport wèl richtinggevend is. Misschien komt dat wel omdat er ‘veel materiaal beschikbaar’ is ‘voor het formuleren van een advies aan de synode.’.

Conclusie

Het rapport geeft m.i. wel een richting aan, namelijk dat er geen bezwaar is om de ambten voor vrouwen open te stellen.

Voor de manier van verwijzen naar Bijbelteksten in het rapport kan ik niet veel enthousiasme opbrengen. Mijn indruk is dat bij sommige teksten de context niet wordt meegenomen. Sommige andere teksten hebben m.i. niets met de discussie te maken.

Hoewel mijn gevoel me nog steeds ingeeft dat er niks mis mee is om vrouwen in de ambten te accepteren heeft dit rapport mij niet verder geholpen. Ik mis een stevige Bijbelse onderbouwing.

Afsluiting

Misschien doe ik wel mee aan eigenwillige godsdienst omdat ik zaken als ‘hoofdbedekking van de vrouw’ en ‘het eten van bloed’ geërfd heb van ‘het voorgeslacht’, maar dat neemt niet weg dat er niet nòg meer bij hoeft te komen. Het nu besproken rapport geeft mij weinig vertrouwen dat er een goede Bijbelse basis is voor het openstellen van de ambten voor vrouwen.

Ik heb nergens in het rapport verwijzingen gevonden naar 1 Timoteüs 3 of Titus 1:5-9. Dat verbaast mij, maar misschien komen deze teksten aan de orde in het vervolgrapport.

Ik heb het vervolgrapport nog niet gelezen, ook al heb ik het al gedownload. Als ik het gelezen heb, zal ik er wel weer een stuk(je) over schrijven, uiteraard onder Jakobitisch voorbehoud. (Aanvulling 9 december 2017: dat stuk is er inmiddels.)

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

9 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Er is genoeg voor iedereen

Vandaag is het Dankdag. Hoe komen we erbij om Dankdag te houden? Ik heb enkele websites opgezocht met informatie:

Dankdag houden blijkt al een vrij oud gebruik te zijn, al denkt niet iedereen gelijk over wanneer het begonnen is. Dit lijkt me overigens typisch een geval waarbij dat ook niet echt belangrijk is.

Maar wat als je op de vlucht bent, geen dak boven je hoofd hebt, onvoldoende kleding, en/of niet genoeg te eten? Dan is zo’n titel als boven dit stukje staat, ‘Er is genoeg voor iedereen’, wel een aanfluiting. En dan is er ook nog zo’n vrolijk liedje over (zoek maar eens op YouTube).

Overigens ben ik van mening dat er op deze aarde genoeg voedsel is voor alle aardbewoners. Kijk maar eens hoeveel grond er alleen al in ons land braakligt. Misschien moet één en ander wat beter verdeeld worden? Daar kun je zelf meestal maar een klein beetje aan doen; soms werk je voor een organisatie die er invloed op kan uitoefenen, maar de meeste mensen kunnen alleen maar af en toe wat geld geven om de verdeling te verbeteren. En vergeet niet ervoor te bidden!

God licht af en toe een tipje van de sluier op als het gaat om hoeveel Hij geeft om en op de aarde, en hoe mooi het gaat worden na de terugkomst van Jezus Christus.

Lees maar eens hoe Elia aan eten kwam toen hij Achab had aangezegd dat er een hele tijd geen regen zou vallen, en hoelang hij kon lopen op één maaltijd. En lees hoe Mozes heel lang zonder eten en drinken kon. En hoe Jezus na veertig dagen vasten honger had toen Hij door de duivel verzocht werd (Matteüs 4:2, Lucas 4:2). Voorbeelden van mensen die met een klein beetje heel lang toekonden.

Maar er zijn ook voorbeelden dat God een (enorme) overvloed geeft. Elisa mag een arme weduwe helpen (2 Koningen 4:1-7), God geeft via hem leven, en leven terug (2 Koningen 4:8-37); honderd mensen houden over van een klein beetje, dat Elisa hun door zijn bediende laat voorzetten (2 Koningen 4:42-44). Jezus deelt veel eten uit terwijl Hij met weinig begint, dankzij de zegen van Zijn Vader (Matteüs 14:15-21, 15:32-39, Marcus 6:30-44, 8:1-9, Lucas 9:10-17, Johannes 6:5-15). En er zijn meer voorbeelden van overvloed.

Jezus vertelt ons dat we ons niet druk moeten maken om kleding en voedsel: Lucas 12:22-24. Dat is namelijk niet het belangrijkste, zie wat ervóór staat: Lucas 12:1-21. Natuurlijk kun je niet zonder eten en drinken (al kan dat soms wel heel lang…). Maar vertrouwen op God is belangrijker.

Jezus zegt ook dat het belangrijk is dat we zelf geven; als we dat doen, krijgen we ook wat: zie Lucas 6:38. Een “goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en overvolle maat…”. Heb je dat weleens geprobeerd? Ik bewaar mijn koffie in een plastic bus. Ik schud het poeder uit de originele verpakking. Dan schud ik de plastic bus, en zakt de koffie een eind in. Dan kan er meer in! Als je ’t dan ook nog aandrukt, en er een kop op doet… zo heb je een idee wat Jezus je wil geven. Maar dan moeten we zelf geven… en dat betekent: vertrouwen op God, want soms geef je je eten van morgen weg…

Hij Die u roept, is getrouw: Hij zal het ook doen.

1 Tessalonicenzen 5:24.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

6 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Jabes

Jabes was een stad in de streek Gilead, en hoorde voor zover ik het kan bekijken bij de stam Manasse.

Het gaat me in dit stukje dus niet om de persoon Jabes (zie 1 Kronieken 4:9-10), al is het stukje dat over hem bekend is wel heel interessant vanwege de verhoring van zijn gebed.

Er is ook nog een andere persoon Jabes, nl. de vader van Sallum. Sallum was koningsmoordenaar en aansluitend koning van het tienstammenrijk (zie 2 Koningen 15:10-15). Over deze Jabes is voor zover mij bekend verder niks ‘overgeleverd’. En over hem wil ik het ook niet hebben.

De eerste keer dat de stad Jabes in de Bijbel genoemd wordt, is in Richteren (Rechters) 21: het is de enige stad waarvan de inwoners niet zijn opgekomen naar de volksvergadering in Mispa. Overeenkomstig de eed van alle Israëlieten behalve de Benjaminieten worden de inwoners van Jabes gedood, behalve 400 meisjes, die aan de resterende mannen van de stam Benjamin worden gegeven; niemand van de overige stammen mocht namelijk vrijwillig z’n dochter aan iemand uit Benjamin geven – lees de aanleiding hiertoe in Richteren (Rechters) 19 en 20. Voor sommige zaken vraagt het volk de leiding van God, maar bepaalde dingen beslissen ze zelf, zie bijvoorbeeld Richteren 20:48. Vervolgens betreuren ze de gevolgen van hun daden: zie Richteren 21:1-7.

Later heeft Jabes kennelijk nieuwe bewoners gekregen, want in 1 Samuel 11:1-11 wordt de stad opnieuw genoemd; dit is de tweede keer in de Bijbel. Saul, die nog maar pas koning was geworden, was, als de boer die hij was voordat hij tot koning werd gezalfd, bezig op het land, toen hij hoorde wat koning Nachas van de Ammonieten met de inwoners van Jabes van plan was. Hij komt direct in actie. Wat niet genoemd wordt in dit Bijbelgedeelte, maar volgens mij wel meespeelt, is dat Saul uit de stam Benjamin is, en misschien wel van één van de 400 meisjes uit Jabes afstamt – zie het verhaal in Rechters 19-21, dat hierboven genoemd is. Er is in ieder geval een bijzondere band tussen de stad Jabes en de stam Benjamin.

Later, als Saul gedood is in zijn laatste strijd tegen de Filistijnen, komen de inwoners van Jabes om hem ‘de laatste eer’ te bewijzen. Dit is te lezen in 1 Samuel 31. Als David koning geworden is in Hebron, prijst hij de inwoners van Jabes voor deze menslievende daad, zie 2 Samuel 2:4b-7. Nadat David Sauls leven twee keer niet genomen had terwijl hij dat wel kon is dit opnieuw een bewijs dat hij Saul als de gezalfde van de HEER respecteerde. Hij prees degenen die iets goeds gedaan hadden voor Saul en zijn familie (en hij deed degenen die Saul slecht behandeld hadden (of daar ‘alleen maar’ over logen) kwaad, zie 2 Samuel 1:1-16). Of David toen al bevriend was met Nachas, koning van de Ammonieten, weet ik niet. (Voor die vriendschap, zie 2 Samuel 10:1-2.) Als hij dat toen al wèl was, zal de lof van David de inwoners van Jabes wellicht vreemd in de oren geklonken hebben, want Jabes was immers door Nachas bedreigd (1 Samuel 11:1-11, zie ook hierboven). Veel later laat David het gebeente van Saul en zijn zonen weghalen uit Jabes, zie 2 Samuel 21:1-14.

In 1 Kronieken 2:55 wordt Jabes nog een keer genoemd, maar ik weet niet of dat hetzelfde Jabes is; ik vermoed van niet – in de Herziene StatenVertaling wordt het zó geschreven: Jabez. Er lag ook een Jabes in het gebied van de stam Juda (zie Bijbelse plaatsen: Jabes in Gilead).

De laatste keer dat Jabes in Gilead genoemd wordt is in 1 Kronieken 10, maar dat is hetzelfde verhaal als in 1 Samuel 31.

Maar waarom staat dit in de Bijbel? Heb je enig idee?

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

6 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Een vaste burcht is onze God, …

Vandaag is het Hervormingsdag. Volgend jaar zal het 500 jaar geleden zijn dat Maarten Luther zijn 95 stellingen op de kerkdeur in Wittenberg gezet heeft.

Hij heeft ook een inmiddels bekend lied geschreven, zie de titel van dit stukje. Hieronder volgen enkele stukjes (geciteerd uit het Liedboek 2013, lied 898).

Een vaste burcht is onze God,
een wal die ’t kwaad zal keren;
zijn sterke arm houdt buiten schot
wie zich niet kan verweren.

Hoe satan ook woedt
en wat hij ook doet,
’t is machteloos geweld, –
zijn vonnis is geveld.

Al rooft de tiran
ons wat hij maar kan,
ons goed en ons bloed,
laat hem zijn overmoed!

Ik weet niet hoe het jou vergaat, maar ik heb weleens de indruk dat het kwaad heel dichtbij komt. Daarvoor hoef ik niet direct te kijken naar Noord-Korea of een ander land waar christenen vervolgd worden…

Als het gaat om wat ik hier om mij heen zie en voel, heb ik moeite met dit lied, zeker om het ook nog eens (mee) te zingen.

Job zat indertijd ook niet bepaald in een fijne situatie. Eerst was hij een man van aanzien, toen werd hij vrijwel uitgekotst; de meeste van zijn vrienden waren ervan overtuigd dat hij wel gezondigd moest hebben om zó’n straf van God te krijgen. En toch zei hij: “Ik weet, mijn redder leeft, en hij zal tenslotte hier op aarde ingrijpen.” (Job 19:25).

De laatste regel van het lied, “Gods rijk blijft ons behouden.“, geeft dat ook aan. Taalkundig ‘lekker’ dubbelzinnig, want is “ons” een datief (meewerkend voorwerp) of een accusatief (lijdend voorwerp)? Blijft het voor ons behouden, wacht het op ons (datief)? Of behoudt het ons (accusatief)?

Ik denk dat het niet uitmaakt hoe je het taalkundig opvat; in beide gevallen komt het goed, alleen niet hier…
En dankzij de inspanningen van o.a. Maarten Luther mogen we zèlf in de Bijbel lezen! Goed om te herdenken, die Hervormingsdag.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

6 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Geniet op alle dagen van je leven

Ja, dat staat in de Bijbel!

Er zijn heel wat niet-christenen die dat niet verwacht zouden hebben. En er zijn ook heel wat christenen … inderdaad, ja.

Waarom? Omdat ze denken dat God je niks gunt. Lees maar eens ‘Christenen… dat zijn toch die mensen die niks mogen?‘.

De titel van dit stukje is afkomstig uit het Bijbelboek Prediker, en wel uit hoofdstuk negen, het negende vers. Op veel plaatsen kom je dit tegen als “Gij zult genieten”, het elfde gebod… 🙂

Als je het gedeelte rondom dit stukje, de verzen 1-12 leest, zie je dat Prediker niet echt een positieve reden lijkt te hebben om te zeggen dat je moet genieten: je moet het doen omdat je niet weet wanneer je er weer de kans voor krijgt, lijkt het wel.

Is daar wat mis mee, dan, met die reden? Nee, waarom? Hij heeft toch een punt?

“Yolo!” is een tijdje een modespreuk geweest. Dat moe(s)t dan staan voor “You only live once”, oftewel “je leeft maar één keer”. Maar dàt is niet helemaal wat Prediker zegt… lees het hele stuk, vers 1-12, nog maar eens, als je dat niet ziet.

In één van zijn ’twoliners’ heeft Salomo (die vaak verondersteld wordt ook Prediker te hebben geschreven, gezien de ‘circumstantial evidence’) het zó gezegd:

“Een vrolijk hart bevordert een goede gezondheid,
een sombere geest verzwakt het lichaam.”

En ook al is er verschrikkelijk veel verdriet en lijden, toch is dit een goed advies. God heeft Zijn Zoon naar deze wereld gestuurd (Johannes 3:16-18) om haar te redden. Als je in Hem gelooft, ‘kom je er wel’, en dat geeft hoop; dat resulteert dan niet in platte lol, maar hoop hoort nou ook niet bepaald bij de verdrietige gevoelens.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

6 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Het kwade kan niet zonder het goede

Veel mensen zien goed en kwaad als tegengestelde, even sterke krachten. Sommige mensen geloven helemaal niet in het bestaan van goed en kwaad, en verwijten andere mensen dat ze fout zitten als ze dat wèl doen.

Aan die laatstgenoemde categorie wil ik niet veel woorden vuil maken. Een citaat van Rikkert Zuiderveld (uit zijn boek De slimme Rikkert) lijkt me voldoende:

Wie zich uitspreekt over goed en kwaad wordt gauw uitgescholden voor moralist. Door mensen die blijkbaar verstand hebben van goed en kwaad.

Kan het kwade niet zonder het goede? Wat is dat nou voor onzin? Dat is geen onzin. Dat vind ik niet alleen, dat is gewoon zo. Samenwerkende misdadigers moeten elkaar in bepaalde opzichten kunnen vertrouwen – als dat tegen blijkt te vallen, worden er zware straffen uitgedeeld, meestal definitieve. Hoort vertrouwen bij het kwade? Dat dacht ik toch niet! Meer woorden ga ik hier ook niet aan besteden, het is volstrekt evident.

Kan het goede niet zonder het kwade? Nou, dat kan dus prima! Dat werkte in Genesis 1 en 2, en het gaat weer werken als Openbaring 21, 22:1-5 en nog wat andere Bijbelteksten werkelijkheid worden.

Dus waar maak ik me druk om?

Om het feit dat mensen denken dat ze zèlf wel uit kunnen maken hoe ze de Bijbel willen uitleggen, dat ze de grenzen tussen goed en kwaad laten vervagen, kortom, om de zogenaamde ‘nieuwe hermeneutiek’.

Enkele artikelen:

Van veel mensen mag God wel bestaan, zolang Hij zich niet met ethische kwesties bemoeit.

Dat is ook een uitspraak van Rikkert Zuiderveld, uit het hierboven al genoemde boek. En nog eentje:

Wie denkt dat God vaak een oogje toeknijpt, hoopt vermoedelijk dat Hij op den duur helemaal niets meer ziet.

Voor zover ik kan bekijken – en ik kies er bewust voor om niet diplomatiek te formuleren – komt de nieuwe hermeneutiek er op neer dat je jezelf (en evt. je groep) ziet als de navel van het heelal, en net zolang rommelt met Bijbelteksten tot de Bijbel zegt wat jij wilt horen. Maar waar blijft God dan? Zie de uitspraken van Rikkert Zuiderveld hierboven.

Besef daarbij vooral dat geen enkele profetie uit de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat, want nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest.

2 Petrus 1:20-21 NBV (klik hier voor dit gedeelte in de HSV).

Bij mensen met zo weinig eerbied voor God en Zijn Woord voel ik mij niet thuis; sterker nog, bij zulke mensen màg ik mij niet thuisvoelen, en wíl ik mij niet thuisvoelen. En ik weet niet welk gevoel overheerst; dat ik blij ben dat ik dit besef of dat ik absoluut niet blij ben dat ik dit besef…

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

6 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen; geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Over Bijbel en geloof