… zult …

Rare titel, hè?

Maar ik denk dat-ie je wel nieuwsgierig heeft gemaakt. 😉

In de Statenvertaling kom je regelmatig “Gij zult (niet) …” tegen, kijk maar eens in Exodus 20. Het betekent daar “U moet …” of “Jij moet …”, of “U mag niet …” of “Jij mag niet …”, maar soms ook “U zult (niet) …” of “Jij zult (niet) …”.

Gebruik je tegenwoordig het woord “zult” – als werkwoord (dus niet als zelfstandig naamwoord zoals in de uitspraak van dokter Angelino “Eet nooit zult.” – Zie Wikipedia over Toon Kortooms) met ‘U’ of ‘jij’ dan hebben we het over iets toekomstigs. “Jij zult spinazie eten” betekent niet dat jij dat móét, maar dat jij dat gáát doen.

In het Nederlands van tegenwoordig is ‘zullen’ op de toekomst gericht…

Ja.

“And your point is?” oftewel waar wil ik heen?

Daar kom ik nu op, maar dan ‘moet’ je eerst nog een stukje lezen. Eerst in de Statenvertaling, daarna in de Nieuwe Bijbelvertaling. Het gaat om 2 Koningen 3:19 en 25 (SV) resp. 2 Koningen 3:19 en 25 (NBV).

Het gaat vooral om vers 19. Hoe lees jij dat? Móésten ze dat allemaal doen, al die vernielingen, of voorspèlde Elisa dat ze dat allemaal zouden gaan doen?

Heel lang is gedacht dat Elisa had gezegd dat ze die bomen móésten vernielen. Dat zou dan in strijd zijn met o.a. Deuteronomium 20:19-20. Maar waarom is dan gedacht dat Elisa dat had gezegd? Omdat we de laatste tientallen jaren “Gij zult …” alleen nog maar opvatten als “U moet …” of “Jij moet …”. Het lijkt erop dat we te lang hebben vastgehouden aan oude formuleringen, terwijl we niet meer helemaal begrepen wat die beteken(d)en.

Maar Elisa gééft die opdracht helemaal niet. Hij vertelt ‘alleen maar’ dat ze akkers, bomen en putten gaan vernielen…

Zo triest, als het volk van God (het Woord van) God niet (meer) kent (Hosea 4:1).

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

… beter op de drempel van Gods huis dan wonen in de tenten der goddelozen

Deze regel is afkomstig uit Psalm 84. Voor mij persoonlijk betekent dit gedicht heel veel. Het is de favoriete Psalm van mijn overleden vrouw.

Van verlangen smacht mijn ziel naar de voorhoven van de HEER. Mijn hart en mijn lijf roepen om de levende God.

Ook in b.v. Psalm 42 is dit verlangen te vinden, in de verzen 2 en 3.

Zelfs vogels vinden een plaats in het huis van God – die beestjes zijn er eigenlijk altijd! “Dat zou ik ook wel willen…” zegt de dichter met iets andere woorden.

Vers 7 ziet er in de Willibrordvertaling zo uit: “en trekt hij dan door een dorre vallei, dan wordt ze een groene oase met lenteregens gezegend.“. Enig idee hoe dor zo’n vallei kan zijn? Als je het begin van dit stukje nog even bekijkt, denk ik dat je wel begrijpt dat ik er wel enig idee van heb (maar ik denk dat het nog véél erger kan). Over wat jij ervan weet, kan ik niet oordelen: misschien ken ik je niet eens; en zelfs indien wel, “Alleen je eigen hart kent je diepste verdriet, …” (Spreuken 14:10).

Maar zo’n vallei kan dus ‘een groene oase met lenteregens gezegend’ worden… Maar hoe dan? Daarvoor moeten we in het voorafgaande vers kijken: “Gelukkig de mens die zijn kracht vindt bij U: hij droomt van opgaan naar U;“. Soms denk ik dat ik wel eens zo’n lenteregen voel…

En ik vraag God vaak om naar mijn gebed te luisteren (zie vers 9).

Ik kan beter op de drempel van Gods huis zijn, dan in de tenten van de goddelozen. Want wat hebben die mij te bieden? Er staat wel meer over goddelozen in de Bijbel, maar ik vind het vers in Spreuken dat meteen ná het bovengenoemde vers over het kennen van je diepste verdriet komt wel duidelijk genoeg: Spreuken 14:11 “Het huis van goddelozen wordt verwoest…”. Misschien niet zo snel als ik wel zou willen, maar “… de Heer zegt: ‘Het is aan mij om wraak te nemen, ik zal vergelden.’” – Romeinen 12:19, en wat God zegt, doet Hij! Waarom Hij zo lang wacht? De goddelozen krijgen kansen om zich te bekeren! (Zie o.a. Ezechiël 18:32.) Genade: niet goedkoop maar wel gratis (Visje).

“Want God, de HEER, is een zon en een schild. Genade en glorie schenkt de HEER, zijn weldaden weigert hij niet aan wie onbevangen op weg gaan. HEER van de hemelse machten, gelukkig de mens die op u vertrouwt.”

Zingen? Kijk eens in een kerkboek, liedboek, zangbundel, of zoek (op YouTube) naar Psalmen voor nu.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Herkennen we elkaar later?

Voor veel mensen is dit een belangrijke vraag. En al mogen we het niet belangrijker vinden dan Jezus liefhebben (zie Lucas 14:26), veel mensen vinden het wèl belangrijk! Als je wat in het rond zoekt kun je wel meer stukjes over dit onderwerp vinden, b.v. van Reinier Sonneveld, van Jaap Fijnvandraat, en een preek van René van Loon (pdf).

Maar eerst wil ik ingaan op de tekst waarnaar ik hierboven verwijs. In de Nieuwe Bijbelvertaling begint Lucas 14:26 zo: “Wie mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder …”. Ik vind het een slechte vertaling, slechter dan de NBG-vertaling van 1951 “Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder …”. Waarom? Omdat ‘haten’ veel sterker is dan ‘breken met’, en je dus gemakkelijker het absurde van deze tekst inziet. De aantekeningen bij de Nieuwe Bijbelvertaling bij Lucas 14:26 maken het wel helderder: “Het gaat om de bereidheid om het meest dierbare op te geven, van minder belang te achten.“. Dan zet je dat er toch neer?! Of je zorgt voor een verklarende opmerking onder aan de pagina… Dat laatste vind ik beter, want dan houd je de vertaling zo letterlijk mogelijk – mèt respect voor de doeltaal – en wordt de lezer niet onnodig op het verkeerde been gezet.

Dan nu terug naar het onderwerp: herkennen we elkaar later?

Ik laat een aantal Bijbelteksten de revue passeren.

In 1 Samuel 28:11-14 wordt Samuel in opdracht van Saul opgeroepen door een dodenbezweerster. De vrouw herkent Samuel, en Saul herkent hem van de beschrijving door de vrouw.

Op een gegeven moment komen Mozes en Elia onze Heer Jezus bemoedigen, zie Matteüs 17:3-4 en Lucas 9:30-33. Hoewel Petrus deze mannen nog nooit gezien heeft, herkent hij ze meteen.

De sadduceeën, die niet in de opstanding uit de doden geloven, vragen Jezus hoe het zit met een vrouw die achtereenvolgens met zeven broers getrouwd is geweest, zie Matteüs 22:23-33 en Marcus 12:18-27. Jezus’ antwoord is volgens mij veelzeggend: “… Want bij de opstanding trouwen de mensen niet…”. Als we elkaar niet zouden herkennen, had Hij dat toch kunnen zeggen? Hij zegt immers ook “… ze zijn dan als engelen in de hemel.” – engelen zijn ook niet getrouwd.

In de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus herkent de rijke man Lazarus en Abraham. Een bekende tegenwerping is dat het hier om een gelijkenis gaat, waarin aangesloten wordt bij de beleving van hemel en hel van die tijd. Maar geloof je nou werkelijk dat onze Heer Jezus ons een verhaal zou vertellen waarin onwaarheden zitten?

Tegen de ene misdadiger, die naast Hem aan het kruis hangt, zegt Jezus dat die nog dezelfde dag met Hem in het paradijs zal zijn (Lucas 23:42-43). In ieder geval zal die man dan Jezus herkennen.

Een heel sterk argument vind ik zelf 1 Korintiërs 13: de liefde blijft!

En onze lichamen zullen veranderen, zie 1 Korintiërs 15:50-54. Er gebeurt dus iets met onze ‘oude’ lichamen. Dat zou niet nodig geweest zijn als…

Er zijn nog wel meer teksten te vinden. Ga maar eens op zoek!

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Христос воскрес! Воістину воскрес!

Wat zullen we nou krijgen? Russisch!? Nee, Oekraïens. Dat lijkt wel wat op Russisch, maar het verschil is, denk ik, vergelijkbaar met het verschil tussen Nederlands en Fries.

En wat betekent het? Als mensen elkaar tegenkomen op de Paasmorgen zegt de één: “Христос воскрес!”, en de ander antwoordt: “Воістину воскрес!”, oftewel de één zegt: “Christus is opgestaan!”, en het antwoord is “Hij is echt opgestaan!”.

En over dat laatste wil ik het hebben.

Hij is echt opgestaan!

Daarover, en over wat er kort daarna gebeurde, wordt verteld in Matteüs 28, Marcus 16, Lucas 24 en Johannes 20 en 21.

Er zijn mensen die beweren dat Jezus Christus, (Christus = Messias, betekenis ‘gezalfde’), niet echt uit de dood is opgestaan. Sommigen van die mensen willen dan nog wel geloven dat Hij belangrijk is voor ons leven, als voorbeeld. Maar dat is onzin! Dat vind ik niet alleen, dat denk ik niet alleen, maar dat is zo. Waarom? Lees maar eens, met deze opmerkingen in je achterhoofd, 1 Korintiërs 15.

Is je iets opgevallen?

Ik kan hiervandaan niet zien of je ja knikt of nee schudt, en ook niet horen of je ja of nee zegt. Lees daarom nog maar eens de verzen 12 t/m 19 van 1 Korintiërs 15.

Als Christus niet is opgewekt, heeft het geen zin in Hem te geloven.

Dus, als je niet gelooft dat onze Heer Jezus Christus daadwerkelijk uit de dood is opgestaan, stop dan maar met lezen, want wat ik verder hieronder nog schrijf, heeft voor jou geen enkele waarde, hooguit om ermee te spotten – en, mocht je die neiging hebben, in het Bijbelboek Spreuken staat van alles over spotters, maar Jezus heeft ook gezegd: “… gooi je parels niet voor de zwijnen…” (Matteüs 7:6)…

Jezus Christus is dus inderdaad, echt, daadwerkelijk, opgestaan uit de dood.

Veel mensen vinden het prachtig om zaken uit de Bijbel abstract op te vatten. Dat kan verschillende voordelen hebben, denk ik: je lijkt in de ogen van de ongelovigen wat minder dom, je bent wat meer acceptabel, ‘salonfähig’; en je kunt je gemakkelijker onttrekken aan het morele beroep dat door de Bijbel op je gedaan wordt.

Op een gegeven moment willen enkele schriftgeleerden en farizeeën graag een teken van Jezus zien, zie Matteüs 12:38-42. Wat ze krijgen is het teken van Jona. (Ik neem aan dat sommige van de sceptici die ik hierboven heb gevraagd te stoppen met lezen nog steeds lezen.) Jona levend in een grote vis? En dat zou echt gebeurd moeten zijn? Nog niemand heeft een vis op deze aarde ontdekt waarin, waarmee, dat zou kunnen! En tòch is het echt gebeurd – anders zou Jezus dit voorbeeld niet hebben gebruikt.

Er zijn vast ook wel mensen (die nog steeds dit stukje lezen) die niet geloven dat Adam de eerste mens was. Zie ook mijn stukje over evolutie en theologie. Is dat zo belangrijk dan, dat je gelooft dat Adam de eerste mens was? Ik verwijs naar enkele verzen uit het al eerder genoemde 1 Korintiërs 15, nl. de verzen 45 t/m 49. En verder naar Romeinen 5:12-21. En ook al heb je die stukken al heel vaak gelezen, lees ze nog maar een keer!

Theologisch moet Adam wel echt bestaan hebben…

Wellicht is het een goed idee om jezelf (weer) eens af te vragen of je goedgelovig of goed gelovig bent.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Beproevingen doorstaan. Kan dat?

Dat is een domme vraag! Of niet? De Bijbel is daar toch glashelder over? Lees maar na in 1 Korintiërs 10:13.

Ik zal deze Bijbeltekst hier ook uitschrijven: “U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan.“.

Ik heb zelf wel eens de indruk dat het af en toe knap zwaar is. Niet alleen voor mezelf – ik ben sinds enige tijd weduwnaar -, maar ook voor anderen. Ik kan natuurlijk niet bij iedereen aan de buitenkant zien hoe het met hem of haar gaat, maar soms zijn er redelijk duidelijke signalen, in ieder geval voor mij… (denk ik).

En ik heb ook de indruk dat het (erg) lastig is om deze tekst te geloven, en nòg lastiger ernaar te handelen. Want wat is een uitweg die van God komt? Heb ik wel een levend geloof?

Laat ik er een voorbeeld uit de Bijbel bij gebruiken.

Ken je het verhaal van de geboorte van Ismaël? Ook al ken je het, het kan vast geen kwaad als je het nog een keer leest: Genesis 16. Abram en Sarai leggen hier Gods belofte (zie Genesis 15) ‘creatief’ uit. Op zich is de methode die ze kiezen niet ongebruikelijk in die tijd, maar het is níét zoals God Zijn belofte bedoelde; dit kun je (terug)vinden in Genesis 17:15-19.

Dus Ismaël valt tussen wal en schip? Nee, lees maar na: Genesis 17:20.

En wat kunnen we nú met dit voorbeeld? Er zijn volgens mij wel enkele gevolgtrekkingen te maken.

  1. God verwijt Abraham (zoals hij ondertussen heet) en Sara (die tijdens Gods nadere uitleg van Zijn belofte in Genesis 17:15-19 haar nieuwe naam krijgt) niet rechtstreeks iets. Nee, dat doet Hij niet… dus zó erg is het allemaal niet! Misschien wel niet… God zegt wèl heel nadrukkelijk dat Hij zijn verbond met Abrahams zoon Isaak zal voortzetten, zie Genesis 17:19.
  2. God vergeet Ismaël niet. Zie Genesis 17:20. Maar Ismaël wordt wel tot last van zijn verwanten: zie Genesis 16:10-12.

Nog een voorbeeld. David is tot koning gezalfd (1 Samuel 16:13), en krijgt tot twee keer toe de kans om koning Saul te doden, zie 1 Samuel 24:4-7 en 1 Samuel 26:7-12, en hij doet het niet. Nota bene, David is zèlf tot koning gezalfd, en respecteert de zalving van Saul tot koning, ook al heeft die het op zijn leven gemunt…

Tja, en dan komt uiteraard de vraag: wat kunnen we nú met dit voorbeeld? Ik denk, dat één van de leerpunten uit deze geschiedenis is dat je niet te gemakkelijk God ‘voor jouw karretje moet spannen’ (zie 1 Samuel 24:5 en 1 Samuel 26:8), oftewel zeggen dat God je zegent, omdat hij een bepaald iets op je weg brengt, en je dat dus wel moet ‘aannemen’ en/of doen. Uiteraard brengt God van alles op je weg, maar hoe je daarmee om moet gaan, kun je uit de Bijbel leren.

Vertrouw op de HEER met heel je hart,
steun niet op eigen inzicht.

(Spreuken 3:5)

Wat jij ermee doet, moet je natuurlijk zelf weten. Niet alleen hebben we in dit land vrijheid van meningsuiting, christenen mogen ook niemand dwingen om te geloven, of op hun manier te geloven. Als het goed is, willen ze dat ook helemaal niet, want God wil niemand dwingen in Hem te geloven. (Christenen hebben wèl het recht je uit de gemeente te zetten.)

Wat doe ik ermee? Ik hoop, het volgende.

God is trouw, en helpt mij beproevingen te doorstaan. Ik moet niet helemaal alléén een uitweg zoeken, zonder Hem. Sowieso heb ik natuurlijk de Bijbel, maar als ik merk dat ik beproefd word, moet ik bidden; als ik iets bedacht heb om een beproeving te doorstaan, moet ik daarmee naar God gaan. Als ik dat niet doe, zondig ik, en komen er gevolgen van mijn zonde. En die kunnen het leven nòg lastiger maken.

(Dit is allemaal wellicht wat ‘exemplarisch‘, maar ik denk dat dat het ‘heilshistorische‘ niet in de weg hoeft te staan. Voor de liefhebbers van dat laatste: voor nu, zie Galaten 4:21-31.)

Aan het eind nog een stuk of wat vragen.

Soms heb ik helemaal niet door dat iets een beproeving is! Zouden Abram en Sarai dat doorgehad hebben? Wat denk je?

Lees eens 2 Samuel 21:1-14. Het land lijdt drie jaar lang onder een hongersnood… Dit gedeelte heb ik tijdenlang niet begrepen. Waarom moeten die zeven mannen dood? Mijn vraag aan jou is: wat gaat er verkeerd in dit stuk? Gebruik 1 Korintiërs 10:13 om een antwoord te vinden.

Wat zou je voor jezelf een beproeving vinden? En denk je wel eens dat iets voor iemand anders een beproeving is?

En, verandert er iets als je weet dat verzoekingen van de duivel komen en beproevingen van God? Het verschil zit ‘m in het doel: God wil dat je er beter uit komt. Een voorbeeld: vergelijk 2 Samuel 24:1 met 1 Kronieken 21:1. Dezelfde gebeurtenis is een verzoeking en een beproeving. Het is jammer dat dat onderscheid langzamerhand uit onze taal verdwijnt, mede onder invloed van de Nieuwe BijbelVertaling.

Ik vind zelf 1 Korintiërs 10:13 gemakkelijker te geloven in de Herziene StatenVertaling dan in de Nieuwe BijbelVertaling. Lees ook nog maar eens Jacobus 1:12-18.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Wat staat er, en wat doe ik ermee?

Ik heb afgelopen week “Een winter met Leviticus” van Willem Barnard gekocht. Heel interessant, ondanks opmerkingen over sagen in relatie met o.a. de eerste twee hoofdstukken van Genesis. Barnard begint met stukken uit Genesis en Exodus te bespreken, en gaat dan over op Leviticus.

Maar je bent vast nieuwsgierig waarom ik voor de titel van dit stukje gekozen heb. Daar ga ik het nu over hebben, maar om dat (beter) te kunnen begrijpen is het handig als je eerst Exodus 19 en 20 in de Nieuwe Bijbelvertaling leest. Als je dat gedaan hebt, lees deze hoofdstukken dan ook in de Naardense Vertaling: Exodus 19 en 20.

Is je iets opgevallen? Zo niet, kijk dan nog eens goed naar de overgang van hoofdstuk 19 naar hoofdstuk 20.

Ik laat nu een citaat volgen uit het hoofdstuk ‘Leviticus 19, de aanhef’ uit het boek van Barnard.

Een hele reeks hoofdstukken begint met dezelfde plechtige aanhef: ‘En JHWH sprak tot Mozes, zeggende: spreek tot heel de samenkomst (de synagoge) van de kinderen Israëls…’ … Zo gaat het ook al toe bij de ’tien geboden’, beter: de tien debarim, de woorden. Ook daar staat dat Mozes zegt dat Elohim spreekt en zegt… De hoofdstukindeling van onze bijbeluitgaven verdoezelt dat. Exodus 20 begint met God sprak, maar Exodus 19 eindigt met een dubbele punt. Mozes daalt af tot de gemeente en zegt tot hen (dubbele punt, cap. 20 vs 1) ‘God spreekt’.

Is dat van belang? Het is van groot belang. Het betekent dat wij de stem van de Eeuwige niet horen, dat deze Roepstem niet van de hemel af de mensen donderend toespreekt. Ook niet van een hemelhoge berg af.

Ik kan (nog) geen Bijbels Hebreeuws lezen (*), maar voor zover ik weet kent die taal geen dubbele punt. Dat die er aan het eind van hoofdstuk 19 in de Naardense Vertaling wèl staat, is volgens mij dan ook interpretatie – oftewel “Wat staat er, en wat doe ik ermee?”. Zie evt. ook deze hoofdstukken in de Herziene Statenvertaling (19, 20) en in de Willibrordvertaling.

Verder wijs ik op Exodus 20:19 in al de hierboven genoemde vertalingen, waar het volk aan Mozes vraagt om met God te spreken, en God niet met hèn te laten spreken. Dit vers bevat op z’n minst de suggestie dat de Tien Woorden rechtstreeks door God aan het volk zijn meegedeeld. En dat maakt dan volgens mij de ‘dubbele punt’ aan het eind van Exodus 19 twijfelachtig.

Maar waarom staat die ‘dubbele punt’ dan wel in de Naardense Vertaling? Barnard is daar niet de auteur van, dat is Pieter Oussoren. En ik ken zijn vooronderstellingen niet. Maar het zou best kunnen dat hij dezelfde vooronderstelling had als Willem Barnard, nl. dat ‘deze Roepstem niet van de hemel af de mensen donderend toespreekt.‘. Goed, dat is dan míjn interpretatie. Maar de drie andere Bijbelvertalingen waarnaar ik verwezen heb hebben geen ‘dubbele punt’ aan het eind van Exodus 19.

Eventueel kun je o.a. via biblija.net nog wat buitenlandse vertalingen bekijken. Of er dan wèl of niet een ‘dubbele punt’ zou moeten staan aan het eind van Exodus 19 wordt dan zomaar niet duidelijk, denk ik; wat volgens mij wèl duidelijk is, is dat er in Exodus 20:19 vanuit wordt gegaan dat God Zèlf tot het volk heeft gesproken. Ook in Deuteronomium 5:4 wordt die indruk gewekt. En als ik Deuteronomium 4:33, Deuteronomium 5:22-31 en Hebreeën 12:18-20 lees, verdwijnt bij mij alle twijfel aan het rechtstreeks spreken van God.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

(*) Hebreeuws leren? Kijk dan eens op Hebreeuws.

Vallen is niet erg, blijven liggen wel

Deze uitspraak heb ik op een kaart staan, een reclamekaart van Omdenken. Hij hangt in de keuken aan een kastdeur, net als een aantal andere zaken waarvan ik het nuttig of handig vind om eraan herinnerd te worden (maar die hangen niet allemaal aan dezelfde deur 🙂 ).

Het zou ook een kaart van Visje kunnen zijn, bedacht ik. En, de tekst staat ook min of meer zo in een oud doopsformulier (pdf)… Maar dan gaat het over de zonde: “En wanneer wij soms uit zwakheid in zonden vallen, moeten wij aan Gods genade niet wanhopen en al evenmin in de zonden blijven liggen.”.

Als ik om me heen kijk in kerkelijk Nederland, heb ik sterk de indruk dat het geen kwaad kan dat ik uitleg wat dit zinnetje uit dat oude doopsformulier betekent.

Wat is in zonden vallen? Dan doe je iets waarvan God heeft gezegd dat je het niet moet doen, of je laat iets na waarvan God heeft gezegd dat je het juist wèl moet doen. Kortom, je mist je doel / het doel… God wordt niet geëerd.

Wat doe je normaal gesproken als je gevallen bent? Dan sta je weer op, dat ligt nogal voor de hand. En als je dat zelf niet kunt, dan vraag je of iemand je helpt. Zelf opstaan van vallen in zonde(n) kunnen wij als mensen niet, daar hebben we Jezus voor nodig. Je kunt om Zijn hulp bidden. Sterker nog, als je christen bent, móét je dat doen.

Dus, dan is blijven liggen verkeerd…

Sowieso is lang(er) blijven liggen niet zo verstandig, maar in de zonde(n) blijven liggen is iets wat je absoluut niet moet willen. Dan leef je willens en wetens in voortdurende overtreding van Gods geboden. Dat gaat aan je vreten (zie b.v. Psalm 32, in het bijzonder de verzen 3-6), en op de duur ga je méér goede daden nalaten, en méér geboden overtreden.

En dan heb ik aan het eind van dit stukje deze vragen: kunnen we, mogen we ‘blijven liggen in zonde’ van onze broers en zussen accepteren om erger te voorkomen? En wat heeft dat te maken met dankbaarheid voor de gekregen genade/gratie?

Natuurlijk kun je je daar concrete situaties bij indenken. Maar het gaat mij nu niet om die situaties. Het gaat mij om het principe, zie b.v. Marcus 10:1-12, waar onze Heer Jezus verwijst naar het begin van de schepping.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Gestolen water smaakt verrukkelijk, geroofd brood is een lekkernij

Ja, zó staat het in de Bijbel! In Spreuken 9:17 (iets anders vertaald in de HSV).

Er zijn mensen die het met deze uitspraak eens zijn – in ieder geval handelen ze ernaar. Maar ondanks dat ze onverstandig genoemd worden (Spreuken 9:16) zijn ze niet zó dom dat ze dit zien als een opdracht van God…

Maar er zijn wel mensen die zeggen dat Jezus zegt “Jullie zijn mijn vrienden“. En dat baseren ze dan op Johannes 15:14 – dat staat er in het betreffende boekje wèl bij…

Heb je die tekst nu gelezen? Zo niet, doe dat dan nu, en lees dan verder!

Snap je wat ik bedoel?

Er wordt slechts een deel van een zinnetje dat Jezus gezegd heeft gebruikt om een punt te maken. En als je die Bijbeltekst niet zèlf leest, dan weet je niet beter, of het staat er zo. En, als je er met andere mensen over praat, plant het misverstand – om geen sterker woord te gebruiken – zich vermoedelijk voort, want meestal lezen mensen het niet even na…

Welzalig de man die niet wandelt” staat in Psalm 1. Als je van het citeren van alléén “Jullie zijn mijn vrienden” het bespottelijke niet inziet, dan misschien van deze tekst…

Maar laten we het verder niet over tekstenplukkerij hebben.

Lees eerst eens heel hoofdstuk 9 van Spreuken.

Heb je het hele stuk gelezen? En, laat me raden: je kiest vast voor de Wijsheid.

Maar die uitspraak van Vrouwe Dwaasheid, die ik als titel voor dit stukje gebruikt heb, is ook niet echt aanlokkelijk! Er moet toch wel wat méér in de aanbieding zijn, wil jij dat mens gaan volgen.

Weet je het zeker?

Ja?

Mooi!

En wat ga je ermee doen?

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Ik moet niks!

Stel, je komt een kerk binnen, en er wordt je verteld: “Geloof in Jezus, en je wordt gered!”; en dan vraag je, want je weet hoe die christenen zijn 😉 : “Moet ik dan verder niks?” en dan krijg je als antwoord: “Nee, helemaal niks!”.

Geweldig, toch?

Je kunt gewoon doorgaan met wat je doet, je wordt geaccepteerd zoals je bent, niemand die vraagt “Ben je nou eindelijk opgehouden die en die te slaan?” 😉 . Hoe mooi is dat!

Het is in veel kerken mode om je welkom te heten met dat je niks moet. Waarom gebeurt dat? Om te voorkomen dat je afgeschrikt wordt… Het moet niet te moeilijk worden, toch?

Maar houden ze je dan niet voor de gek? Ik vind van wel!

Maar … wat is dat voor een belachelijk standpunt?! Je mag toch bij Jezus komen zoals je bent?

Daar zit, denk ik, het misverstand. Je mag bij Jezus komen, zoals je bent. Maar wat doe je als je met Hem gepraat hebt?

Lees maar eens Johannes 8:1-11.

En laat je dus niet wijsmaken dat je niks moet! Dat zou niet echt van dankbaarheid getuigen…

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

2 december 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 1 september 2019.
^
Homepage

Theologie is geen wiskunde

Ja, duh!

God is liefde – dat staat in 1 Johannes 4:8.

Maar dat is niet hetzelfde als ‘liefde is god’.

Waarom niet? In de wiskunde mag je wat links en rechts van een ‘=’-teken staat gewoon omwisselen; er verandert feitelijk niks. Waarom kan dat met deze uitspraak dan niet?

Tot zover de vraag van 10 januari 2016. Vandaag, 19 januari 2016, ga ik er verder op in.

“We zijn toch op de wereld om mekaar te helpen, niewaar?” is de titel van een bekend liedje. Als je die titel intikt op YouTube (of híér ff kopieert en dáár plakt – of als je hier klikt) vind je vast wel een uitvoering van dit liedje.

Waarom kom ik met dat liedje? Nou, wat denk je er zelf van? Denk er maar eens over na voordat je verder leest…

De belangrijkste geboden heeft onze Heer Jezus gegeven in Matteüs 22:37-40. Diezelfde geboden vinden we, in een iets andere vorm, terug in Marcus 12:28-31. (Lees die beide stukjes door!) Hoe je het ook wendt of keert, het belangrijkste of eerste gebod is ‘God liefhebben boven alles’. En het tweede gebod is ‘onze naaste liefhebben als onszelf’. Maar wat doen wij, mensen, vaak? Sterker nog, meestal? Wij zeggen: “O, als we maar lief zijn voor elkaar, dan is het goed!”.

En wat is daar nou weer mis mee, dan?!

Niks. Althans, dat hoeft niet…

Wat wil ik dan zeggen?

Wat ik wil zeggen is dit: als we in onze liefde naar elkaar niet God boven alles liefhebben, gaat het in die liefde naar elkaar gauw mis… Waarom? Omdat we dan geen rekening houden met God! We kunnen onze medemens alléén maar echt liefhebben als we God boven alles liefhebben. Doen we dat niet zó, dan maken we van ‘liefde’ een ‘god’ (en dus een afgod)…

En wat is God liefhebben? Dat is doen wat Hij zegt… zie o.a. Johannes 14:21, Johannes 15:9-14, 1 Johannes 2:3-11, 1 Johannes 3.

Dus als we onze broer of zus het geluk gunnen ècht liefhebben, wat moeten we dan doen?

Wil je meer lezen? Er staat nog een stukje op deze site, dat hier mee te maken heeft: ‘Ze moeten me maar nemen zoals ik ben‘.

Reageren kan via e-mail; zet er s.v.p. de titel van dit stukje bij.

29 november 2017: verwijzingen naar Bijbelteksten vervangen: geen NBV maar HSV (reden).

Laatste wijziging: 18 oktober 2020.
^
Homepage

Over Bijbel en geloof